De puberteit is een belangrijke fase in iemands leven

Angelo VergeerAngelo Vergeer werd geboren in Den Haag, groeide op in Amsterdam, en woont in Amstelveen. Momenteel werkt hij als parttime metrobestuurder, maar ooit was hij journalist bij de grootste krant van Nederland, De Telegraaf. Daar schreef hij voor de reportage-redactie jarenlang paginagrote verhalen over binnen- en buitenland. Niet zozeer omdat hij heel nieuwsgierig is, maar gewoon omdat hij schrijven leuk vindt.

Hij schrijft elke dag, al vanaf het prille begin. Hij was als kind geen ster in opstellen, geen held in Nederlands op school, maar schrijven deed hij wel. Bij de krant berichtte hij over van alles en nog wat. Over grote en kleine drama’s, Koninginnedag, vluchtelingenkampen, popconcerten, politiek en economie, vreugde en verdriet, noem maar op; hij was een alles-schrijver. Hij schreef over echte mensen die iets hadden meegemaakt.

Maar hij vond het ook leuk om te schrijven over mensen die hij zelf verzon. Al snel vond hij dat zelfs leuker. Hij vindt het heerlijk om te leven tussen zelf verzonnen figuren, vrienden of vijanden, die op papier hun eigen leven gaan leiden. Hij volgt ze op hun pad, zoals een toeschouwer acteurs in de film. Hij schrijft jeugdboeken, omdat hij het bijzonder vind om te zien hoe iemand volwassen wordt. De puberteit beschouwt hij als de belangrijkste periode in een leven.

Uit wat voor gezin kom je? Was je een leeskind?

Ik ben geboren in Den Haag, en heb twee grote broers boven me. Hoewel ik als kind niet echt een lezer was, kreeg ik daartoe wel alle kans. Mijn vader was gek op boeken. Overal in het huis struikelde je over de boekenkasten en menig zaterdagmiddag bracht hij speurend door in een boekwinkel, als kind ging ik vaak mee. Hij las van alles, van Jan Wolkers tot en met Baantjer, van Simenon tot Anton Tsjechov. Pas toen ik voor school verplicht voor mijn boekenlijst moest gaan lezen, ben ik die kasten gaan afstruinen en ging er een (literaire) wereld voor me open. Ik ben een van de weinige leerlingen die door het verplichte schoollezen juist is gaan lezen.

Op welke leeftijd ontdekte je dat je verhalen kon schrijven?

Eigenwijs als ik was, dacht ik al snel: dat kan ik ook. En beter. Dus als puber schreef ik al mijn eerste roman, die ik nog steeds van harte koester. Niet doorheen te komen natuurlijk, met onvoorstelbare zinnen, maar zonder strijd geen overwinning. Ik moet daarbij opmerken dat ik, achteraf gezien, zo dyslectisch was als een “duer”; voor opstellen haalde ik nooit hoger dan een vier. Maar ik moest en zou schrijven! Dat is ook de reden dat ik journalist ben geworden, niet vanwege het nieuws maar vanwege de taal. Het vak Creatief Schrijven op de School voor de Journalistiek zorgde ervoor dat ik taal als een levend instrument ging beschouwen, en toen was het hek helemaal van de dam. Heerlijk, dat componeren met woorden!

Waar ging je eerste verhaal over?

Mijn eerste echte roman, over een jongen van vijftien die zijn vader verliest, werd door mijn eerste uitgever gezien als een jeugdboek. Ik had niet de intentie om voor die doelgroep te schrijven, maar ik heb er nooit spijt van gehad die weg te zijn ingeslagen. Schrijven voor pubers over pubers. De puberteit is na de geboorte en de dood zo’n beetje de meest ingrijpende gebeurtenis in je leven. Je ontdekt dat de wereld om je heen aanzienlijk groter en gecompliceerder is dan het leventje onder de hoede van pa en ma. Ineens moet je van alles. Verantwoordelijkheid gaan dragen, verliefd worden, werk en onderdak zoeken, op eigen benen staan. Daar gaan eigenlijk mijn jeugdromans over. Over tieners die opeens zelf het roer in handen krijgen.

Je schrijft jeugdboeken die een maatschappelijke betrokkenheid verraden. Waarom juist dit genre?

Vijftien en Hein zijn daar sprekende voorbeelden van. Geconfronteerd met de dood van hun ouder komen ze er alleen voor te staan. De dingen die ze vervolgens doen, liggen totaal niet voor de hand (in de grote mensenwereld zelfs ondenkbaar), maar toch slagen ze er in hun gehavende leven weer op de rails te krijgen. Zo gaat Hein over een jongen van dertien die thuiskomt en zijn moeder levenloos op de bank vindt. Zich al snel realiserend dat hij alleen overblijft en waarschijnlijk naar een weeshuis moet, weg van school, weg van zijn vrienden, besluit hij zijn moeder te conserveren. Hoe onvoorstelbaar ook, het verhaal is gebaseerd op de werkelijkheid: een kind van tien dat thuis in de gang zijn moeder dood aantrof en zes weken lang verder is blijven leven, zonder dat iemand iets in de gaten had. Zijn moeder dekte hij af met kranten. Ook ik heb ingezien dat de werkelijkheid vaak ongeloofwaardiger is dan een sterk verzonnen verhaal.

In je boek Tien gaat het regenen en Tien Hessels, de hoofdpersoon, denkt dat de dijken zullen doorbreken. Niemand gelooft hem. Is het gewoon een avontuur of heeft het een diepere betekenis?

Schrijven voor pubers heeft Ă©Ă©n nadeel: er wordt al rap beweerd dat ze niet lezen. Daar zijn de meningen echter over verdeeld, gelukkig, maar dat nam niet weg dat het me een goed idee leek in ieder geval Ă©Ă©n kinderboek te schrijven: Tien. Over een joch van tien dat tijdens een overstroming dieren redt. Een soort Noach, maar dan in het klein. Ook hier geldt: iedereen verklaart hem voor gek, maar uiteindelijk wordt Tien door zijn eigenzinnige optreden de held van het land. Niettemin is het bij Ă©Ă©n kinderboek gebleven, omdat uiteindelijk het schrijven voor pubers me meer aantrekt. Niet alleen qua taal en verhaalopbouw, je kunt moeiteloos flashbacks gebruiken, maar ook qua onderwerp: zelfonderzoek maar ook verliefdheid kunnen uitvoerig aan bod komen.

Re-play gaat over pesten en hoe dat uit de hand kan lopen als de gepeste het niet langer meer pikt. Er zijn al veel boeken geschreven over pesten. Hoe heb jij het thema aangepakt?

Re-play is wat dat betreft een vreemde eend in de bijt. Weliswaar een jeugdboek maar van een andere opzet dat mijn eerdere jeugdromans. Draaiden die vooral om één hoofdpersoon en worden ze gekenmerkt door enige diepgang, Re-play gaat over Marokkaanse jongeren en over pesten. Aanleiding was een steekpartij op een school in Amsterdam-West en een documentaire over de Joegoslavië-oorlog op tv. Het verhaal gaat over wat er in het echt gebeurd is (een steekpartij) en wat er eigenlijk had moeten gebeuren (een schoolreis naar het voormalige Joegoslavië). Iedereen krijgt van de schrijver een tweede kans. Om het over te doen.

Hoe ga je als schrijver te werk?

Re-play is in die zin ook anders, omdat ik ben gaan schrijven vanuit een vlaag van enthousiasme. Ik wilde dit boek in Ă©Ă©n keer neerzetten, als een schilder een veeg op het doek. Uiteindelijk zijn er meerdere versies verschenen, want komt de eerste versie uit je hart, daarna neemt het verstand de overhand. Dan ga je schaven en schrappen, een arbeid die ik heerlijk vind om te doen, omdat je het verhaal ziet groeien. Normaliter werk ik ambachtelijk. Ik heb een idee, dat werk ik uit, dan bedenk ik mijn karakters, en begin ik eigenlijk pas met schrijven als het hele boek al in mijn hoofd zit, inclusief begin- en eindzin. Waarbij het al schrijvende dan weer fantastisch is om mee te maken hoe de hoofdpersoon dingen gaat doen die jij vooraf totaal niet bedacht had.

Welke schrijvers/boeken bewonder je en inspireren je?

Veel lezen doet schrijven, is mijn conclusie. Uiteindelijk ben ik veel gaan lezen, en net als mijn vader zo’n beetje alles wat los en vastzit. Dat betekent dat ik heel veel schrijvers bewonder, vanwege hun taal, hun opbouw, hun humor, en/of hun verhaal. Maar ook schrijvers kennen hun ups en downs. The Cider House Rules van John Irving vind ik een van de beste boeken, maar A Widow for one Year was weer niet om doorheen te komen. Hella Haasse vind ik zo prachtig schrijven, net als Kader Abdolah bijvoorbeeld. Aidan Chambers kan ik blijven lezen,of Mikael Engström. Spannend vind ik Stephen King, waanzinnig mooi weer MichaĂŻl Sjisjkin. Maar ook herlees ik nog graag Albert Camus of Evelyn Waugh…

Hier kun je zeggen wat je nog kwijt wilt.

Het mag duidelijk zijn: schrijvers van vroeger en schrijvers van nu. Zowel taal als boeken zijn op een bepaalde manier tijdloos. Maar soms ook heel vernieuwd. Het is dan jammer te constateren dat op de boekenlijsten van veel scholen nog altijd die overbekende boeken van vroeger kleven (Tessa de Loo met De Tweeling en Tim Krabbé met Het Gouden Ei); ik zie het bij mijn eigen puberzonen. Alsof je een boekwinkel binnenstapt van jaren her. Waarom laat je die jonge lezers zelf niet hun boeken uitzoeken? Geen tien maar twee voor mijn part. Die ze echt zelf willen! Waar ze zelf vol van raken. Stuur ze als literatuurdocent internet op, of de bibliotheek in. Aanbod genoeg. Wie weet komen ze dan, net als ik destijds, echt tot lezen…

Vragen: Pieter Feller

Andere recensies

Lilly, Hanna en de zeven omaatjes – Elsa Paulson – Vertaling: Mijke Hadewey van Leersum – 32 blz. Wat een leuke en intrigerende titel, dacht ik toen ik dit boek kreeg aangeboden. Het is het prentenboekendebuut van Elsa Paulson. Ze is een Zweedse illustrator...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
Stemmen in het duister – Nicci French – Vertaling: Lidwien Biekmann en Koos Mebius – Ambo Anthos – 442 blz. Na de succesvolle Frieda Klein-reeks maakten we vorig jaar in Wie heeft Charlotte Salter gezien kennis met een nieuw personage, rechercheur Maud O’Connor. Het lijkt...
Lees verder Categorie: Thrillers & Spanning
| Reageer!
Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!