De stad: een bruisende vorm van mini-ecosystemen

Darwin in de stad – Menno Schilthuizen – Atlas Contact – 352 blz.

Onze wereld kent een steeds grotere verstedelijking. Rond 2030 zal liefst 10% van het landoppervlak geürbaniseerd zijn. De steden worden gekenmerkt door woestijnen van asfalt, beton en glas. Een grote ramp voor fauna en flora denk je dan. Maar wie deze mening is toegedaan, zal na het lezen van dit boek raar opkijken. Onze steden zijn natuurlijk geen tropisch regenwoud maar ze blijken te bruisen van het leven. Bovendien blijken de soorten zich aan te passen aan de nieuwe levensomstandigheden in een tempo dat zelfs Darwin dit niet voor mogelijk hield.

In het begin van zijn boek maakt evolutiebioloog Menno Schilthuizen een zeer interessante vergelijking tussen een stad en een mierenhoop. Zowel mensen als mieren zijn ecosysteemingenieurs. Ze bouwen hun nest van materiaal dat ze uit het landschap oogsten. Maar mierennesten bevatten niet alleen mieren. In de loop van de evolutie zijn diverse soorten kevers, mijten, vliegen, rupsen en spinnen erin geslaagd de mierenmaatschappij binnen te dringen en hun kostje te verdienen. Dit geldt ook voor onze steden. Heel wat dieren en planten zijn erin gelukt zich aan te passen aan urbane omstandigheden. Ze beschikken dikwijls over een zekere pre-adaptatie (voorbeschiktheid) aan het leven in de stad. Zo zijn onze stadsduiven nazaten van de wilde rotsduif die oorspronkelijk leefde en broedde op rotskliffen. De moerassige lage landen met enkele molshopen hebben nooit deel uitgemaakt van het natuurlijk areaal van de rotsduif. Tot de mens begon met het bouwen van kunstmatige kliffen: bakstenen en betonnen hoge gebouwen voorzien van richels en raamkozijnen.

Maar dieren en planten vinden niet alleen onderdak in de stad. Uit diverse studies blijkt dat fauna en flora zich aanpassen aan de omstandigheden in de stad. Het oudste en bekendste voorbeeld is dat van het peper-en-zoutvlindertje. Eind 19de eeuw stelde men in Manchester vast dat het typisch zwart-wit gespikkelde patroon van de vleugels van deze vlinder plaats maakte voor een egale antracietkleur. Dit was een gevolg van de kleurverandering van de boomstammen ten gevolge van de industriële activiteiten. De smog zorgde ervoor dat de boomstammen een donkere kleur kregen waardoor vlinders met antracietkleurige vleugels niet opvielen en dus ook niet werden opgegeten door vogels. Vandaag heeft zich weer de omgekeerde evolutie voorgedaan: de donkere vorm is weer net zo zeldzaam als vroeger. Het peper-en-zoutvlindertje is het allereerste voorbeeld van wat wetenschappers urbane evolutie noemen of meer algemeen van wat met de term HIREC (Human-Induced Rapid Evolutionary Change) wordt aangeduid. Menno Van Schilthuizen geeft enkele frappante voorbeelden van hoe soorten zich hebben aangepast aan het leven in de stad. Zo worden de vleugels van vogels zoals spreeuwen die naar de stad trekken korter en afgerond wat een positief effect heeft op de wendbaarheid en het snel kunnen opvliegen, precies eigenschappen die je in de stad nodig hebt. Ook heb je planten en dieren die zich aan elkaar aanpassen. Zelfs bij een partnerkeuze blijken in de stad andere voorkeuren te gelden.

Dieren maken ook dankbaar gebruik van materiaal dat ruim voorhanden is in de stad. Zo wordt bij Mexicaanse roodmussen vastgesteld dat deze peuken inbouwen in hun nesten waardoor het aantal mijten sterk vermindert door de aanwezigheid van nicotine. Zangvogels in de stad zingen met hogere tonen dan hun soortgenoten op het platteland om gehoord te worden boven het stadslawaai.

Maar het is niet allemaal rozengeur en maneschijn in de stad. Artificieel licht is in grote mate nefast voor heel wat vogels en insecten. In het natuurhistorisch museum in Rotterdam kan je de McFlurry-egel zien. Het diertje bekocht zijn inspanning om een overgebleven restje uit een McDonald’s-ijsbeker te likken met de dood.

Darwin in de stad is een goed gestructureerd boek waarbij de auteur op een aangename en heldere manier de lezer stap voor stap inwijdt in zijn onderwerp waardoor voorkennis zeker niet vereist is. Menno Schilthuizen maakt gebruik van eigen ervaringen en ontmoetingen en illustreert zijn verhaal met talrijke studies uitgevoerd overal ter wereld. Ieder hoofdstukje is aan het begin geïllustreerd met een zwart-witfoto. Achterin vinden we nog een bibliografie en register terug. Heel interessant is de notenlijst waarin de auteur per hoofdstukje precies zijn bronnen weergeeft.

Darwin in de stad is tot slot een pleidooi voor het feit dat we door kleine ingrepen zelfs in een stedelijke omgeving de biodiversiteit ongelooflijk kunnen doen toenemen. Op het einde van het boek geeft de auteur trouwens nog vier regels voor een evolutionair geïnspireerde stadsnatuurinrichting.

Kris Muylle

Andere recensies

Stemmen in het duister – Nicci French – Vertaling: Lidwien Biekmann en Koos Mebius – Ambo Anthos – 442 blz. Na de succesvolle Frieda Klein-reeks maakten we vorig jaar in Wie heeft Charlotte Salter gezien kennis met een nieuw personage, rechercheur Maud O’Connor. Het lijkt...
Lees verder Categorie: Thrillers & Spanning
| Reageer!
Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
De ontdekking van Holland – Jan Brokken – Atlas Contact – 302 blz. Dit boek draait om Hotel Spaander in Volendam. Al in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd Jan Brokken attent gemaakt op het feit dat het ooit een verzamelplaats was...
Lees verder Categorie: Geschiedenis, Kunst & Cultuur, Non-fictie
| Reageer!