Dwangarbeider in nazi-Duitsland

Ik was erbij. Dwangarbeider in Duitsland 1942-1945 – A.F. van Ravesteijn – Cossee – 511 blz.

Heden ten dage is slavernij een ‘hot item’. Het betreft dan meestal de slaven in Europa en Amerika vanaf de zestiende tot en met de negentiende eeuw. Een wereldwijd verbod kwam er met de ‘Slavery Convention’ in 1926. Kenmerkend zijn de rechteloosheid en de mensonterende omstandigheden. Waarom zou de te werkstelling van miljoenen dwangarbeiders in de jaren veertig van de vorige eeuw door de nazi’s daar niet min of meer mee vergeleken kunnen worden? Welke rechten hadden dwangarbeiders? In 1944 merkte SS-Obergruppenführer Kaltenbrunnen van de Sicherheitspolizei nog op dat de omstandigheden in ‘Arbeitserziehungslagers’ voor dwangarbeiders erger waren dan die in concentratiekampen!

Ik was erbij is het persoonlijke document van één van die dwangarbeiders, Lodewijk van Ravesteijn, een kantoorbediende uit Den Haag, die pas negentien jaar oud was toen zijn dwangarbeidersperiode in 1942 begon en die zou duren tot de bevrijding. Pas in 2018 komt hij met zijn manuscript naar de uitgever van Cossee, Christoph Buchwald, na een lezing in de Duitse ambassade. Het blijkt een uniek document te zijn, ook volgens het NIOD. Vraagje aan de uitgever: Van Ravesteijn heet in de bijsluiter bij het boek Lodewijk, maar in zijn uitleidend hoofdstukje “Duitsers en Duitsers” en op de achterflap van het boek zelf, noemt Buchwald hem Louis. Wat is zijn echte voornaam?

Al direct in het begin wordt duidelijk hoe gemakkelijk toekomstige dwangarbeiders zich bij het onvermijdelijke neerlegden. De drukkerij waar Ravesteijn werkt, merkt eerder argumenten op om te gaan, dan voor hem moeite te doen eronderuit te komen. Het is de bedoeling dat hij als metaalbewerker in Hamburg terecht komt. Onderweg stopt de trein daar naartoe en hij hoort hij “overvliegende vliegtuigen en afweergeschut”. Samen met een lotgenoot stapt hij uit en verkent de omgeving. Voor ze erin kunnen klimmer rijdt de trein verder. Wel wordt nog hun bagage nageworpen. Ze komen terecht in Recklinghausen en Ravesteijn krijgt via bemiddeling van het ‘Arbeitsamt’ een aanstelling (nog aardig betaald bovendien) in het stadsdeel Buer van Gelsenkirchen. Ook krijgt hij woonruimte bij de familie Rahle, waarvan de man chauffeur is van de directie van de Hibernia-mijnen.

Ook al in het begin van het boek komt één van de belangrijke motieven van Ravesteijns verhaal ter sprake: “Er zijn Duitsers en Duitsers…” Dit thema gaat in de loop van het boek een belangrijke rol spelen, wanneer hij zich telkens de vraag moet stellen: ”wie kan ik vertrouwen en wie niet?” Zou hij bij een te voorbarig vertrouwen anderen in (levens)gevaar kunnen brengen? Natuurlijk zijn de lotgevallen van hem een ‘roman’ op zich. Het is bewonderenswaardig hoe gedetailleerd en met onderkoeling hij die zodanig beschrijft dat de achterliggende emoties hard bij de lezer aankomen. Hij discussieert met Duitsers over geallieerde bombardementen, waar veel burgerslachtoffers bij vallen en merkt dat zijn tegenargumenten: het bombarderen van Rotterdam en Coventry door de meesten worden weggewuifd als noodzakelijke oorlogshandelingen. Anderen hebben een hekel aan deze gruwelijke oorlog en het regime, dat er niet voor terugdeinst mensen om zo’n mening te arresteren. Na een waarschuwing van Irmgard Rahle rangschikt Ravesteijn de medewerkers op zijn arbeidsplaats in “gevaarlijk en ongevaarlijk”.

De afkeer en angst onder de Duitse bevolking voor de Russen is tekenend: “We zijn toch een land met ontwikkelde gecultiveerde mensen? Toch geen Russen?” De auteur bewerkstelligt een duidelijk en genuanceerd beeld van zijn eigen ervaringen, maar zeker ook van de Duitse samenleving in oorlogstijd. – We mogen dit boek in dat opzicht zeker wel uniek noemen. – Ravesteijn (in Duitsland Ludwig Von Rabenstein) heeft gelukkig wel mensen die hij kan vertrouwen en met wie hij over heikele zaken kan discussiëren. Aan een Duitse vriendin ontlokt hij de uitspraak: “Maar je denkt toch niet dat ik voor Hitler of zijn partij ben?” Dat brengt ons bij het thema ‘relaties’. Het is heel natuurlijk dat een jongeman gevoelens voor een meisje gaat krijgen, maar dan komt het dilemma: is het wel verantwoord dat een Nederlandse jongen een relatie heeft met een meisje uit een land dat Nederland heeft bezet? Toch verlooft hij zich met Lotte, een verbintenis die niet standhoudt.

De waardering voor Ravesteijn groeit in de loop van het boek. Niet alleen probeert hij de periode voor zichzelf zo ‘aangenaam’ mogelijk te maken. Hij staat ook altijd klaar om problemen van anderen tot een oplossing te brengen. Hij schrikt er zelfs niet voor terug daarbij illegale methoden te gebruiken. Zo helpt hij Anneliese om het lot van haar man die ‘verschollen’ is, te achterhalen: “Weet je, het is zo fijn dat er eindelijk weer iemand naar mij omkijkt. Ik was zo eenzaam”, zegt Anneliese. Daarnaast is hij zo ongeveer de enige die zich het lot van de Oost-Europeanen in Duitsland aantrekt. De meeste Duitsers betitelden de meisjes slechts als hoeren.

Tegen het eind van de oorlog is er maar één devies: overleven! Anneliese zegt het treffend: “Na de oorlog zullen mannen als jij broodnodig zijn. Zorg dat je er dan nog bent”. In de laatste oorlogsdagen wordt de toestand in Buer chaotisch. Er lopen groepjes dwangarbeiders, krijgsgevangenen die allemaal uitgehongerd zijn. Dan komen de Amerikanen. Ravesteijn biedt hun zijn hulp aan, die vlot wordt aanvaard. Gemengde gevoelens na deze bevrijding: “Ik voel me ergens schuldig, ik moet iets terugdoen … De tegenstelling: de bevrijders en de vele duizenden slachtoffers van de bombardementen onder wie ook onschuldige kinderen”.

Pas in 1948 keert Ravesteijn definitief terug naar Nederland. Wat al in zijn (min of meer ‘bevoorrechte’) dwangarbeidersperiode bij hem opkwam, doet hij nu: Hij wordt leraar Duits. Zijn grote verdienste is ons taalgebied van een uniek, gedetailleerd en subliem opgesteld verslag over dwangarbeid in Duitsland te hebben bezorgd.

Kees de Kievid

Boek bestellen!

Andere recensies

Vrouwen rondom Johan de Witt – Samenstelling: Ineke Huysman en Roosje Peeters – Uitgevrij Catullus – 344 blz. Robert Fruin, Gerhard Willem Kernkamp (alleen deel 1) en Nicolas Japikse publiceerden van 1906 tot 1919 een zesdelige bronneneditie: Brieven aan en Brieven van Johan de...
Lees verder Categorie: Boek van de week, Geschiedenis, Non-fictie
| Reageer!
Kom binnen! Theater lezen over thuis – Ineke Kraijo en Marlies Verhelst – Illustraties: Marja Meijer – Gottmer – 120 blz. Wat een verrassende serie die door uitgeverij Gottmer uitgegeven wordt. Ik had er eerlijk gezegd nog nooit één ingekeken, omdat ik geen recensies...
Lees verder Categorie: Kinderboeken
| Reageer!
Op de vriendschap – Milla Shan – Vertaling: Siska Goeminne – Illustraties: Frank Daenen – De Eenhoorn – 32 blz. Een vriendje hebben is voor de meeste kinderen belangrijk. In dit prachtige prentenboek wordt op een speelse manier verteld en getekend over het ontstaan...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!