Een eigen prentenboek maken is geweldig

Joke EikenaarJoke Eikenaar-Wagemans (geboren in oktober 1963) groeide op in Wezep, een Veluws dorp waar je nog in bomen kon klimmen en hutten kon bouwen. Joke had als kind al een rijke fantasie. Ze maakte haar eigen speelgoed en schreef verhalen waarbij ze uitgebreide illustraties maakte. Op de middelbare school tekende ze uiteraard de karikaturen van de docenten en andere illustraties in de schoolkrant. Maar na de HAVO volgde geen kunstacademie, maar het bankwezen. Een carrière die totaal niet bij haar paste. In haar vrije tijd schilderde ze in opdracht en tekende portretten op braderieën. In 1999 kwam de ommezwaai toen Joke gevraagd werd illustraties te verzorgen voor lesboeken. Dit was wat ze wilde; hier lag haar passie. Na ruim tien jaar voor verschillende uitgevers als illustrator gewerkt te hebben, besloot ze haar eigen ideeën en verhalen weer op te pakken en heeft ze zich naast het illustreren ook weer op het schrijven gericht. Joke woont nog steeds in Wezep, in een huis in het bos, samen met haar man. Ze hebben drie kinderen.

Uit wat voor gezin kom je? Werd er veel gelezen?

Er werd wel veel gelezen, maar het is geen creatief gezin. Bij mijn ouders zit geen teken- of schrijftalent en bij mijn broer ook niet echt: die is creatief op een andere manier. Ik heb wel een kunstschilder in de familie, maar daarvoor moet ik ver terug gaan in de stamboom. Dan kom ik uit bij de oom van mijn opa. Dat was Pieter (P.J.A.) Wagemans (mijn meisjesnaam is ook Wagemans), geboren 1879 en overleden in 1955. Hij heeft vooral stadsgezichten geschilderd in de stijl van de Haagse School en hangt in enkele musea. Verder kan ik niemand in mijn wijde familie tussen hem en mij bedenken die de kunstacademie heeft gedaan. Inclusief mijzelf.
Wat wel weer grappig is, is dat twee van mijn drie kinderen wél de kunstacademie gedaan hebben, en de derde misschien het grootste tekentalent heeft van de drie. Mijn genen zijn dus behoorlijk overheersend.

Was je als kind al bezig met knutselen en tekenen?

Ja, enorm. Op de kleuterschool had de juf rapportjes gemaakt voor haar leerlingen, voor de grap. Tussen alle achten voor de vaardigheden prijkten bij mij twee tienen: één voor tekenen en één voor praten.

Welke boeken/schrijvers en illustratoren waren destijds je favorieten?

Ik had meer met jongensboeken dan met uitgesproken meisjesboeken. Reis door de nacht van Anne de Vries en Scheepsmaat Eric van Jan de Ruyter heb ik keer op keer gelezen. En Pjotr van Jan Terlouw en Kruistocht in Spijkerbroek van Thea Beckman. Verder was er een serie van “Wereldberoemde jeugdboeken”. Die (mintgroene) boeken waren letterlijk heel groot, en hadden behalve schitterende verhalen ook prachtige illustraties. Andere illustraties die me aanspraken waren van de hand van Dirk van der Maat, Quentin Blake en Carl Hollander. Maar ook vergaapte ik me aan Douwe Dabbert van Piet Wijn en de pentekeningen van Tjeerd Bottema.

Je bent autodidact. Had je niet graag een tekenopleiding gevolgd?

Ik heb heel erg getwijfeld of ik naar de academie zou gaan. Ik was bang dat ik niet goed genoeg zou zijn, en het werd door mijn ouders ook niet bepaald aangemoedigd. Nu voelt het regelmatig als een gemiste kans. Al zou het alleen al zijn omdat ik soms het gevoel heb dat ik dan pas het recht zou hebben me illustrator te noemen… Daarnaast denk ik dat ik heel veel tijd verloren heb, omdat ik nu alles zelf heb moeten uitzoeken. Als je nou uit een kunstzinnige familie stamt, krijg je nog een beetje met de paplepel mee. Maar dat zat er dus ook niet in.

Wat doe je allemaal om je tekenstijl te vervolmaken?

Ik koop veel prentenboeken. Ik kan uren illustraties analyseren waarom een tekening me aanspreekt, en waarom niet. En als ik dat ontdekt heb, probeer ik daarvan te leren. Ik kopieer nooit een stijl. Ik wil mijn eigen stijl houden. Maar door het kijken naar anderen ontdek ik wel wat er fout is in mijn eigen illustraties. In mijn hoofd weet ik precies hoe ik een illustratie wil, maar het kost heel wat schetsen voor ik de humor en de schwung er in heb zoals die ik in mijn hoofd heb. Dus over en over en over. Tot ik er blij van word. Dan ben ik op de goede weg.

Hoe zou je jouw tekenstijl omschrijven?

Dat is een lastige. Voor realistisch is het niet realistisch genoeg, en ik vind het ook geen cartoon-stijl (hoewel mij dat wel vaker gezegd wordt) Maar misschien iets daar tussen in. Met humor. Is daar een naam voor?

Welke illustrator(en) bewonder je?

Heel veel. Ik kijk mijn ogen uit bij het werk van collega’s. Ik bewonder bij de één de techniek, bij de ander het kleurgebruik, en bij weer een ander de compositie, de lichtval… De illustratoren die ik bewonder zijn ook niet te vergelijken met elkaar. Als ik namen moet noemen hoor je Wouter Tulp, David Melling, Mark Janssen, Iris Compiet, Hanco Kolk, Quentin Greban, Paul Teng, Rebecca Dautremer, Philip Hopman, Kees de Boer… en dan ben ik nog maar net begonnen met mijn lijst favorieten. Ik bewonder ze allemaal om een andere reden. Er wordt zoveel mooi werk gemaakt!

Met welke materialen werk je het liefst?

Ik werk het liefst met potlood en aquarel.

Werk je ook digitaal?

Ja, ik vind het leuk om digitaal en analoog te combineren. Regelmatig geef ik mijn illustraties een digitale nabewerking. Dat kan een kleine weerschijn zijn op een kroon, of een lichtspel in een stoffige schuur. In mijn boek Op zoek naar de zeekip heb ik vrijwel alle onderwaterillustraties bewerkt: de aquarel is de basis, en digitaal accentueer ik de watereffecten.

Je schreef Besje Prinsesje en binnenkort komt je tweede prentenboek Op zoek naar de zeekip uit. Dit lijkt me voor een illustrator het summum om je eigen prentenboek te maken. Voel je dat ook zo?

Ja, het is absoluut geweldig. De ideeën en verhalen waar ik al zoveel jaar mee rondloop, mag ik gewoon uitwerken en worden uitgegeven. Dat is echt top! Maar je legt denk ik de lat ook steeds hoger. Als je het over het summum hebt: er zijn ook hele goede en grappige schrijvers waar ik heel graag voor zou willen illustreren. Het is niet dat eigen prentenboeken maken het eindstation is voor mij.

Heb je veel contact met andere illustratoren?

Toen ik in 1999 begon met het illustreren van schoolboeken, kende ik enkel illustratoren op afstand en van naam. Ik had en kende geen collega’s persoonlijk, mede doordat ik, zoals gezegd, geen kunstacademie gedaan had en in een niet heel erg kunstzinnig dorp woonde. Ik ben jaren in mijn eentje aan het ploeteren geweest. In 2006 sloot ik me aan bij een illustratorengroep uit Arnhem: dat voelde als een soort thuiskomen. Heerlijk om over illustraties te kunnen praten met mensen die er verstand van hebben! Inmiddels ben ik behalve bij de illustratorengroep uit Arnhem ook aangesloten bij de Zwolse illustratoren (ZIN) waar ik me erg thuis voel, en heb ik een paar geweldige collega’s daarbuiten waarmee ik in real life contact heb. Ik heb mijn schade dus aardig ingehaald.
Daarna kwam Facebook (waar ik een haat-liefde verhouding mee heb). Via dat medium kreeg ik contact met veel leuke en goede illustratoren. Ik leer van collega’s, vraag af en toe feedback, bewonder wat ze plaatsen en ik lees hoe ze zakelijk dingen aanpakken. Er zijn een aantal collega’s op Facebook die ik echt dankbaar ben dat ze zo sympathiek zijn om af en toe virtueel naast me te komen zitten om mee te kijken naar mijn schetsen of uitwerking. Ik leer er van en voel dat ik groei. En volgens mij valt er voor mij nog genoeg te groeien.

Neem je alle illustratie opdrachten aan of wijs je wel eens boeken af. Zo ja, waarom?

Ik heb een paar keer een opdracht afgewezen. De ene keer was dat omdat het honorarium ver onder het minimum zat, en de tweede keer omdat ik concessies moest doen aan mijn stijl.

Zijn er onderwerpen waar je liever niet over tekent?

Niet zo zeer onderwerpen, maar een item: Auto’s. Ik ben een kneus in auto’s tekenen.

Wat zijn je favoriete tekenonderwerpen?

Mensen en dieren.

Wat vind je het moeilijkst om te tekenen? Oefen je daar ook op?

Ik máák het mezelf moeilijk doordat ik vrij realistisch teken. Als ik niet realistisch zou tekenen zouden auto’s voor mij geen probleem zijn. Maar nu wel, omdat ze in de stijl moeten passen. En nee: ik oefen niet op auto’s. Bij mij gaat iedereen gewoon op de fiets. 😉 Waar ik wel op oefen zijn handen en voeten.

Er zijn veel klassieke kinderboeken die telkens opnieuw geïllustreerd worden. Welke klassieker(s) zou jij graag van nieuwe tekeningen voorzien?

De klassiekers zijn vaak al voorzien van prachtige tekeningen. Daar wil ik en kan ik niets aan toevoegen. Ik zou een boek uitkiezen wat naar mijn smaak vreselijke illustraties heeft. En toevallig ken ik zo’n boek. Ik kreeg van mijn moeder, toen ik een jaar of twaalf was, het boek School idyllen van Top Naeff. Omdat ze het zelf zo geweldig had gevonden, vroeger. Onze smaken bleken behoorlijk uit elkaar te liggen. Het ergst vond ik de illustraties. Als er boeiende platen in gezeten hadden, had het boek absoluut hoger gescoord bij mij. Behalve dat de tekenstijl me niet kon bekoren, klopten de illustraties van geen kant: het leek of de illustrator het hele boek niet eens gelezen had! Ik heb de uitgever een brief gestuurd dat de illustraties écht vreselijk waren, en dat ik het beter kon (bravoure van een twaalfjarige). Antwoord van de uitgever kreeg ik ook: dat mijn illustraties er erg leuk uitzagen, maar dat ik maar terug moest komen als ik wat groter was. Dus ik zou zeggen: laten we dat eens doen.

Heb je met betrekking tot je werk een droom die je graag verwezenlijkt zou zien en zo ja, wat is die droom?

Ik schrijf graag. Altijd gedaan. Ik heb plannen voor een roman, die al bijna in alle verhaallijnen ligt te wachten, maar ik durf het nog niet uit te werken. Iets met een leest en een schoenmaker. Maar mijn droom is wel dat dat boek er ooit komt. Mijn oudste dochter vindt dat ik beter kan schrijven dan tekenen. Dus wie weet ga ik er ooit voor zitten en komt die droom bij een uitgever terecht. En op tekengebied… hoop ik dat ik de tijd krijg al mijn verhalen en ideeën om te kunnen zetten in harde kaften.

Vragen: Tiny Fisscher en Pieter Feller

Andere recensies

Vrouwen rondom Johan de Witt – Samenstelling: Ineke Huysman en Roosje Peeters – Uitgevrij Catullus – 344 blz. Robert Fruin, Gerhard Willem Kernkamp (alleen deel 1) en Nicolas Japikse publiceerden van 1906 tot 1919 een zesdelige bronneneditie: Brieven aan en Brieven van Johan de...
Lees verder Categorie: Boek van de week, Geschiedenis, Non-fictie
| Reageer!
Kom binnen! Theater lezen over thuis – Ineke Kraijo en Marlies Verhelst – Illustraties: Marja Meijer – Gottmer – 120 blz. Wat een verrassende serie die door uitgeverij Gottmer uitgegeven wordt. Ik had er eerlijk gezegd nog nooit één ingekeken, omdat ik geen recensies...
Lees verder Categorie: Kinderboeken
| Reageer!
Op de vriendschap – Milla Shan – Vertaling: Siska Goeminne – Illustraties: Frank Daenen – De Eenhoorn – 32 blz. Een vriendje hebben is voor de meeste kinderen belangrijk. In dit prachtige prentenboek wordt op een speelse manier verteld en getekend over het ontstaan...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!