Het begon met de sprookjes van Grimm

Bronja Hoofschlag is geboren in Schiedam in 1981, opgegroeid in Vlaardingen en woont sinds 2004 in Rotterdam. Op haar vijfde begon ze met lezen en ontwikkelde zo haar liefde voor taal. Sinds haar veertiende schrijft ze zelf, maar ze maakte zelden iets af en had nooit de ambitie om iets te publiceren. Schrijven was gewoon iets dat ze leuk vond om te doen: experimenteren met perspectieven, stijl en opbouw. In de loop der jaren vond ze haar ‘eigen’ stijl en uiteindelijk de discipline om een manuscript af te maken. In november 2013 verscheen de psychologische thriller De Dode Kamer, het eerste deel in de Project X trilogie, dat lovende recensies kreeg en in 2014 de Hebban Debuutprijs won. In juni 2014 verscheen van haar hand de thrillernovelle Snuff, een stand-alone. In augustus 2015 zag De Skinner Methode, het tweede deel in de Project X trilogie, het levenslicht. Later dat jaar bereikte dit boek de eerste plaats in de Hebban Leesclub Hall of Fame met een score van 9,7. Sinds december 2015 heeft ze gewerkt aan het nog titelloze slotdeel van Project X, dat gepland staat voor begin 2018 en aan haar eerste roman, P.I.D., die in juli 2017 is uitgekomen.

Op je vijfde ben je begonnen met lezen. Je was er vroeg bij. Hoe kwam dat zo?

Mijn moeder en oma waren allebei fanatieke voorlezers toen ik klein was. Ze lazen meestal voor uit het werk van Annie M.G. Schmidt, Sjoerd Kuyper en de sprookjes van Grimm (toen nog de kindvriendelijke versies, de echte mocht ik pas lezen toen ik een jaar of twaalf was). Ze lieten me altijd meekijken in het boek tijdens het voorlezen en daardoor leerde ik letters en woorden herkennen. Later legde ik boeken die ik al kende naast onbekende boeken. Dan zocht ik woorden op die ik al eerder tegengekomen was. Nieuwe woorden kon ik dan raden doordat ik de letters herkende of omdat ze leken op andere woorden.

Welke boeken las je toen je een jaar verder was?

In het begin waren dat de klassieke kinderboeken. Van Abcoude en Astrid Lindgren waren toch wel favoriet met Kruimeltje en Pippi Langkous. Ik had daar heel mooie uitgaves van met een harde kaft en illustraties. Van de jaren ‘60 pockets van Pietje Bell die mijn oma had waren de letters nog te klein en de zinnen te lang om zelf te lezen, herinner ik me nog.

Welke boeken hebben indruk gemaakt toen je een jaar of tien was?

Drie boeken van Yvonne Keuls, Jan Rap en z’n Maat, De Moeder van David S. en Het Verrotte Leven van Floortje Bloem. Die had ik tussen de boeken van mijn moeder gevonden en stiekem ‘geleend’. Tot dan toe was Oorlogswinter denk ik het heftigste boek dat ik gelezen had, dus de boeken van Yvonne Keuls vielen wat rauw op mijn dak, maar mijn nieuwsgierigheid naar de grote-mensen-wereld was zo groot dat ik ze wel uit moest lezen.

Je las dus al snel boeken die eigenlijk buiten je leeftijdscategorie vielen?

Ik was een snelle lezer en een veellezer. Daardoor was ik altijd snel door de boeken voor mijn eigen leeftijdscategorie heen en moest ik in de schoolbieb mijn heil zoeken bij de hogere klassen. Toen ik tien, elf jaar was, had ik alle kinderboeken thuis en bij mijn oma gelezen en waren ook de boeken in de schoolbibliotheek uit, tot en met de boeken die eigenlijk voor groep acht bedoeld waren. Het begrip Young Adult bestond nog niet, dus toen de jeugdboeken ‘op’ waren en ik wat was bekomen van Yvonne Keuls, ben ik op speurtocht gegaan in de boekenkast van mijn oma en ontdekte ik Charles Dickens, de gezusters Brontë, Edgar Allen Poe, Lord Byron, Emile Zola en de echte sprookjes van Grimm, zoals ze waren voordat er een stel pedagogen op werd losgelaten. Ik herinner me dat ik op mijn elfde van mijn zakgeld mijn eerste eigen boek voor volwassenen kocht: De Kleine Blonde Dood van Boudewijn Buch. Mijn moeder moest toestemming geven aan de kassa. En toen ik veertien was gaf mijn oma me een stapeltje boeken van William S. Burroughs, Jack Kerouac en Allen Ginsberg: Naked Lunch, On The Road en Howl. Toen ging er echt een nieuwe wereld voor me open.

Vanaf je veertiende ging je schrijven, maar zoals je zelf zegt, maakte je niets af. Er zit nogal wat tijd tussen je veertiende en de publicatie van je eerste boek. Hoe heb je uiteindelijk de discipline gevonden om eens wat af te maken?

Het had niet zozeer iets met discipline of een gebrek daaraan te maken. Schrijven was vooral een uitlaatklep. Mijn schrijfsels waren erg donker en ik wilde zelf niet weten hoe slecht het ging aflopen met mijn personages. Daarnaast had ik nooit de intentie om te gaan publiceren, dus maakte het ook niets uit dat er niets af was. Ik schreef puur voor mijn eigen plezier. ‘De Dode Kamer’ zou nu nog op een plank liggen als mijn man het manuscript niet toevallig gevonden had tijdens het opruimen.

Heb je een schrijfopleiding gevolgd?

Nee, ik heb vooral heel veel en heel breed gelezen en veel geëxperimenteerd om mijn eigen stijl en stem te ontwikkelen. Ik ben geen voorstander van schrijfcursussen, omdat het vaak ten koste gaat van het eigen geluid van de auteur.

Werk je ook naast het schrijverschap?

Ja, ik werk 32 tot 36 uur per week als receptioniste en telefoniste bij een groot import- en exportbedrijf.

Hoe komt een boek bij je tot stand? Maak je een schema met personages en situaties of werk je organisch?

Ik bedenk de basis voor een verhaal. Daarna ga ik eerst uitgebreid research doen. Daar gaat heel veel tijd in zitten, omdat ik een detailfreak ben en alles waarheidsgetrouw moet zijn, ook bij fictie. Al gedurende mijn research ontwikkelen de belangrijkste personages zich in mijn hoofd. Tijdens het schrijven van de eerste versie maken ze een verdere ontwikkeling door. Ik maak geen schema’s of samenvattingen en ik heb ook geen muur vol post-its met tijdlijnen. Eigenlijk doe ik alles uit mijn hoofd. Alleen mijn research heb ik volledig op papier en op geluidsfiles.

Je bent begonnen aan een trilogie, Project X. Deel twee kwam in 2015 uit en deel drie verschijnt in 2018. Tussendoor heb je ook nog P.I.D. geschreven. Lag het schrijven aan deel drie toen even stil? Is het niet lastig om het schrijven aan het derde deel weer op te pakken?

Ik heb P.I.D. geschreven omdat ik na deel twee van de trilogie toe was aan iets heel anders. Ik heb ruim een half jaar last gehad van een zware depressie. 2014 en 2015 waren echt tropenjaren. Met het schrijven en mijn kantoorbaan werkte ik bij elkaar zo’n vijftien uur per dag, zeven dagen per week. Ik had een stalker. We kregen brand onder ons huis, waarbij we net op tijd wakker werden gemaakt door een van de hondjes, anders hadden we het niet eens kunnen navertellen. Drie van onze huisdieren overleden in een periode van vijf maanden, dus dat hakte er allemaal wel in. Ik heb een half jaar geen letter kunnen schrijven. Als ik het probeerde stonden woorden achterstevoren of door elkaar. Uiteindelijk heb ik zes maanden niets geschreven. Toen ik uit de depressie begon te krabbelen was het weinig aantrekkelijk om deel drie te gaan schrijven. Ik wilde helemaal back to basics, terug naar het schrijven voor mezelf en dat kon alleen als ik een project zou doen waarvan niemand wist dat ik eraan werkte. Het idee voor P.I.D. lag al zestien jaar op de plank toen ik eraan begon, alle research was al op orde. Toen ik begon met schrijven voelde het echt als thuiskomen. Het schrijven aan deel drie heeft het grootste deel van die tijd stilgelegen, maar toen P.I.D. klaar was en ik Project X weer oppakte, ging dat vrij gemakkelijk. De personages en settings zijn zo vertrouwd na al die jaren en bladzijden, dat het eigenlijk voelde alsof ze nooit weg waren geweest.

Heb je al plannen voor een nieuw boek? Wordt dat weer een standalone of weer een trilogie?

Ik heb geen concrete plannen voor een nieuw boek, wel een plank vol ideeën en onafgemaakte manuscripten van de afgelopen twintig jaar. Daar kijk ik bewust niet naar, omdat ik nu eerst de trilogie af wil maken, voordat ik aan iets nieuws ga beginnen. Ik weet wel zeker dat ik na de trilogie niet meteen weer een trilogie of serie zal gaan schrijven, dus na Project X ga ik voor een standalone.

Vragen: Pieter Feller

Andere recensies

De ontdekking van Holland – Jan Brokken – Atlas Contact – 302 blz. Dit boek draait om Hotel Spaander in Volendam. Al in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd Jan Brokken attent gemaakt op het feit dat het ooit een verzamelplaats was...
Lees verder Categorie: Geschiedenis, Kunst & Cultuur, Non-fictie
| Reageer!
Ugly Girls – Lisa Bjärbo, Johanna Lindbäck, Sara Ohlsson – Vertaling: Lammie Post – Ploegsma – 256 blz. Toen ik dit boek in handen had vond ik het al heel bijzonder om te zien dat het door drie verschillende auteurs was geschreven. En nadat...
Lees verder Categorie: Young Adult
| Reageer!
Het eiland van Anna, Schokland en de geschiedenis van een thuis – Eva Vriend – Atlas Contact – 285 blz. In augustus 2023 bracht ik samen met mijn man een bezoek aan Schokland, het voormalige eiland in de Noordoostpolder, dat sinds 1995 tot het...
Lees verder Categorie: Boek van de week, Geschiedenis, Non-fictie
| Reageer!