“Ik durfde niet met mijn vuist op tafel te slaan”

Als kind was Mohana van den Kroonenberg altijd bezig iets te maken, ze tekende, schilderde, componeerde, schreef, en kleide. Na de middelbare school wilde ze dan ook naar de kunstacademie. Haar ouders vonden dat geen goed plan. Het werd werktuigbouwkunde, biomedische technologie aan de Universiteit Twente. Ze studeerde af in een kinderziekenhuis op Java in Bandung, Indonesië. Tijdens de studie in Twente had ze zich ingeschreven aan de Schrijversvakschool ’t Colofon. Op zaterdagen treinde ze op en neer naar Amsterdam. Na Indonesië ruilde ze Twente in voor Den Haag en ging ze er naar de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten. In de avonduren volgde ze er tekenen/schilderen en overdag beeldhouwen. Lang heeft ze zich intensief met beeldhouwen bezig gehouden, waarvan enkele jaren in Parijs.

Ze heeft veel geëxposeerd, in binnen- en buitenland en vele opdrachten uitgevoerd voor particuliere bedrijven en overheid. Af en toe verscheen er een verhaal in een literair tijdschrift. In 2010 debuteerde ze bij uitgeverij Van Oorschot met een verhalenbundel Moorddiner. Deze werd goed ontvangen en beloond met vijf sterren in de Volkskrant. Sindsdien verdeelt ze haar tijd over beide disciplines. Dat heeft o.a. geleid tot de twee projecten waaraan ze op dit moment werkt: ‘Kinderboekenhelden in brons’ en ‘Schrijversportretten.’ 

Je bent vast een heel creatief kind geweest, maar las je ook graag? En welke boeken uit je jeugd staan je nog bij?

Als kind las ik weinig. Ik kan me maar een paar boeken herinneren die ik heb uitgelezen. Het malle ding van Bobbistiek was er een, van Leonie Kooiker. Laatst herlezen, nog steeds een ontzettend leuk boek. Ik ontdekte er bij herlezing veel meer in dan toen. En De kleine kapitein van Paul Biegel, ook helemaal gelezen. Momo van Ende en Meester van de zwarte molen van Preusler. We gingen bramen plukken van Doris Buchanan Smith was mijn topper, een dun boekje waarin een kind sterft. Ik vond dat zo aangrijpend. En van Guus Kuijer las ik ook nog het een en ander, maar dat was het wel zo ongeveer.

Wel ben ik in oneindig veel boeken begonnen. Een boek leek voor mij niet bedoeld om helemaal uit te lezen, een boek was een aanleiding om te schrijven. Ik las een stukje en droomde vervolgens met de pen in mijn hand weg boven mijn schrift. Boeken waren vensters naar een fijne wereld, naar mooie verhalen waarin ikzelf een rol had die er toe deed, het waren startpunten om te dromen, te fantaseren en te ontsnappen aan de realiteit.

Schreef je als meisje al verhalen? En maakte je daar ook boekjes van?

Nou, ik deed mijn best maar het bleef vooral bij dromen. Ik had geen hoofd vol macaroni maar een hoofd vol verlangens, boekjes werden het niet. Nog steeds kost schrijven me (prettige) moeite en heel veel tijd. Aan Moorddiner, mijn debuut voor volwassenen dat in 2010 bij Uitgeverij Van Oorschot is verschenen, heb ik tien jaar gewerkt. Aan Dodo, het kinderboek dat net uit is, vijf jaar. Godzijdank alweer tweemaal zo snel! Gelukkig doe ik tegelijkertijd veel andere dingen.

Op de middelbare school moest je Nederlandse literatuur lezen. Welke schrijvers vond je lekker om te lezen en waarom? Waren er ook schrijvers die je helemaal niet lagen?

Wat me niet beviel, sloeg ik onmiddellijk dicht. Geen idee meer welke boeken of welke schrijvers dat waren. Maar die lijst, die dertig boeken die je toen verplicht moest lezen, was voor mij een geweldige openbaring en een heel avontuur. Iedereen had er hekel aan maar mij heeft het aan het lezen gekregen. In Anna Blaman herkende ik mij volledig, hoewel ik achteraf pas inzag dat ik er de helft niet van snapte. Ik meende haar biograaf te moeten worden en begon me in haar leven en haar werk te verdiepen. Mijn liefde voor literatuur is bij haar begonnen.

Ik las vooral wat er bij ons in de kast stond. Claus, ’t Hart. Mulisch, Reve, Hermans. En alles van Blaman dus. Uiteindelijk ook poëzie. Mijn moeder droeg graag gedichten voor, zomaar overdag tijdens de dingen die we deden. We lachten haar dan vaak uit, omdat we zagen, en ook hoorden aan haar stem, hoe mooi ze het vond, hoe ontroerd zij soms raakte. Ik heb een ceder in mijn tuin geplant, ge kunt hem zien… Wij vonden er weinig aan, maar dat weerhield haar niet. Zij vond het belangrijk en ging gewoon door. Ze zal iets voorvoeld hebben. Dankzij haar ben ik een poëzielezer geworden. Er kwamen dichtbundels op mijn lijst terecht. Marsman, Bloem, Vasalis. Ik kende ook steeds meer gedichten uit mijn hoofd, die ik nu dus regelmatig aan mijn kinderen opdring, haha. Van Achterberg heb ik het hele oeuvre gelezen wat me een 10 op mijn mondeling eindexamen opleverde. Daar was ik toen ontzettend trots op. Mijn moeder ook. Mijn stelopdracht had de titel: Waarom mag Márquez niet op de lijst? Waarop ik onmiddellijk mijn tanden in vertaald werk zette. Kafka, Nabokov, Dostojewski. En Márquez dus. Maar niet die twee dikke, die heb ik overgeslagen. Die ga ik nog lezen…

Je hebt een indrukwekkend oeuvre opgebouwd in het beeldhouwen. Daarnaast heb je inmiddels ook al aardig wat publicaties op je naam staan. Na je verhalenbundel Moorddiner in 2010 is er nu een kinderboek. Vanwaar die keuze?

Ik heb lange tijd alleen voor volwassenen geschreven. Korte verhalen. Dat er toch opeens een kinderboek ontstond was niet toevallig. Dodo, dat net uit is, wilde ik namelijk als kind al schrijven. Ik was lange tijd extreem bang en volstrekt ongemakkelijk bij andere kinderen. Toen ik naar de eerste kleuterklas moest, mocht ik een klas overslaan en kwam op die manier bij mijn zus in de tweede kleuterklas terecht. Zij liep de hele dag met haar arm om mij heen. Als iemand mij aansprak gaf zij antwoord. Toen mijn zus het jaar daarop naar de lagere school ging en ik achterbleef, ben ik gestopt met praten. Daarover gaat Dodo.

Toen ik een jaar of tien was zocht ik een boek over een kind zoals ik. Ik kon dat niet vinden, misschien zocht ik niet goed maar het resultaat was: dan schrijf ik het zelf. Dat dat al die jaren niet lukte, kwam denk ik doordat ik niet wist hoe ik een stem kon geven aan een kind dat niet spreekt, en zodra het wel spreekt, niet uit zijn woorden komt. Jaren later, ik had inmiddels zelf kinderen, hoorde ik een prachtig verhaal over Lewis Carroll, dat mij triggerde. Lewis Carroll is het pseudoniem voor Charles Dodgson. De schrijver stotterde, wat ik niet wist, en zei Dodo als hij Dodgson wilde zeggen. Om die reden heeft hij een dodo in Alice in Wonderland gestopt. Ik vond dat zo bijzonder, om zoiets moois te doen met zoiets akeligs. Ik werd Momo genoemd, maar een prachtige Momo is er al. Toen dacht ik: mijn boek gaat Dodo heten en mijn alter ego Dorian. Dat dit een kinderboek moest worden was nooit een vraag. Het gaat over mij als kind en ik hoop dat vooral kinderen er iets aan beleven. Een andere reden om voor kinderen te schrijven: Kinderboeken zijn hoopvol. Ze bieden een oplossing, een uitweg, daar heb ik steeds meer behoefte aan. Ik vind het ontzettend fijn om te werken aan iets positiefs, iets waar je, uiteindelijk, blij van wordt.

Dorian stottert, heb je daar zelf ook last van gehad?

Toen ik na die stille kleuterperiode naar de lagere school ging, moest ik gaan praten. Dat ging mis. Ik denk niet dat ik een boek over een kind dat stottert geschreven zou hebben als ik dat niet van binnenuit kende. Het is een nogal nare en complexe handicap. Hij staat tussen jou en de ander in. Ik heb daar aardig last van gehad. Het ingewikkelde is, dat de problemen met spreken vaak verworden tot een complex en geheimzinnig gedoe om te voorkomen dat mensen merken dat je problemen hebt met spreken. Covered stuttering. Zo onnodig, denk ik achteraf. Dat laat ik Dorian beter doen. Ik geef hem de moed te denken: So what, het is wat het is. En dat lukt hem, al moet hij daar een offer voor brengen. Ik kon dat niet. Misschien dat ik nu pas, zoveel jaren later, met het schrijven van dit boek, toegeef dat dit een deel van mij was. Is.

Ik hoop van harte dat ik juist met deze boodschap kinderen raak. En die boodschap beperkt zich natuurlijk niet tot moeite hebben met spreken, hij dekt alles wat je zelf liever anders ziet, alles waarvoor je je schaamt of waarover je je onzeker voelt. Laat zien wie je bent, met alles wat daarbij hoort.

Is er een genre (boeken) dat je het best ligt?

Op dit moment verdiep ik me vooral in jeugdboeken. Voor kinderen vanaf een jaar of tien kan je spelen met perspectief, tijd, beelden, werkelijkheid en fantasie. Je kan een gelaagd verhaal vertellen. Of de kinderen het allemaal volledig snappen is wat mij betreft niet zo van belang. Ik zie een goed boek als een kunstwerk, je hoeft het niet helemaal te begrijpen, dat is zelfs niet de bedoeling. Dat zou de indruk kunnen wekken dat de schrijver een waarheid vertelt die maar op één manier geïnterpreteerd kan worden, en als je die niet oppikt, zou je het dus niet begrepen hebben. Het boek moet een aanleiding zijn, dat is de magie. Het begint zodra je het uit hebt. Je maakt je eigen verhaal, je eigen waarheid, en het zou mooi zijn als je daar dan onmiddellijk weer vraagtekens bij plaatst.

Uiteraard moet dat ‘kunstwerk’ de kinderen tijdens het lezen wel raken, meeslepen. Ze moeten nieuwsgierig worden en verder willen. Dat is bij een avonturenverhaal vol doldwaze situaties misschien makkelijker, maar dat is mijn genre niet. Ik probeer de kinderen te grijpen met een klein verhaal. Er zit veel aandacht in het concept, in de taal, de poëzie, het ritme, misschien dat ik daarom zoveel tijd nodig heb een boek af te ronden. Het lezen kost dan wellicht ook meer inspanning. Anderzijds wordt lezen makkelijker als je loslaat dat je het allemaal moet begrijpen maar het ook kunt ondergaan.

Toen ik met poëzie begon snapte ik er weinig van, maar ik voelde iets. Ik vind dat voelen heel belangrijk. Kunst is niet rationeel, je moet het niet proberen alles te ontrafelen. Je moet je openstellen, en ik denk dat juist kinderen daar van nature heel goed in zijn.

Een ander genre waar ik erg van houd is het korte verhaal. Korte verhalen zijn niet erg populair maar ik vind ze geweldig. Een kort verhaal is een krachtsexplosie, een mokerslag, Je hoeft niet in te leiden, uit te leggen, je trekt de lezer onmiddellijk de situatie binnen en verspilt geen woorden aan hoe het allemaal zo gekomen is, en wat daar allemaal mee samenhangt. Je begint vijf voor twaalf en eindigt één voor twaalf, de rest is suggestie.

Welk verhaal zou je nog willen schrijven?

De goede ontvangst van Dodo heeft mij ontzettend verrast en energiek gemaakt. Ik ben met van alles bezig, verschillende boeken en verhalen, voor kleuters, jongeren en volwassenen.

Ik kan geen verhaal noemen wat ik nog per se zou willen schrijven. Ik wil schrijven over dingen die ik belangrijk vind, die me aan het hart gaan, die mij heel blij maken of waarover ik mij zorgen maak en wakker lig. Ik zoek eigenlijk niet naar een verhaal maar naar een thema, een boodschap. Die moet zorgvuldig en poëtisch verpakt worden. In fictie. Hoe actueel het thema ook is, hoeveel feiten er ook over te vinden zijn, en hoeveel waargebeurde anekdotes er al over klaarliggen, ik ben het meest geïnteresseerd in fictie. Met fictie kan je de werkelijkheid heel dicht naderen omdat je vrij bent. Je hoeft geen verantwoording af te leggen, bent nergens aan gebonden. Alle middelen staan tot je beschikking. Alles kan door elkaar lopen, opeen gestapeld of juist uit elkaar getrokken worden. Je kan het zo licht maken als je wilt of ongeremd je personages alle hoeken van de kamer laten zien. Ik vind fictie een heel krachtig, magisch middel.

Hoe verhoudt het schrijven zich tot de beeldhouwkunst? Waar gaat de meeste tijd in zitten?

Schrijven en beeldhouwen zijn perfect te combineren. Het zijn beide creatieve processen. Maar schrijven is rationeel en beeldhouwen juist heel fysiek. In de winter schrijf ik vooral, in de zomer beeldhouw ik meer, want dan is de was zacht en prettig aan je handen. Ik schrijf in de ochtend, ik beeldhouw in de middag. Als ik schrijf wil ik rust, als ik beeldhouw mag iedereen me storen. Als ik moe ben van het zitten, het denken, het puzzelen met woorden, is er nog genoeg energie om me in mijn atelier op een beeld te storten.

Schrijven en beeldhouwen hebben elkaar ook op een andere manier gevonden. Ik maak regelmatig schrijversportretten in brons. Dat begon met een portret van Witold Gombrowicz, mijn grote literaire held. Dit beeld is gekocht door de vertaler van zijn werk, Paul Beers, en geschonken aan de weduwe van de schrijver, Rita Gombrowicz. Voor boekwinkel Buddenbrooks in Den Haag, maakte ik Thomas Mann. Voor het Literatuurmuseum Arnon Grunberg, ter gelegenheid van de toekenning van de P.C. Hooftprijs afgelopen maart. In het kinderboekenmuseum staat De kleine kapitein in brons, met zijn ogen op de kim. Pippi langkous is naar Museum Beelden aan Zee vertrokken. Dik Trom staat in mijn boekenkast, die is te leuk, die houd ik zelf. Nils Holgersson en Lampje zijn in de maak. En Dodo natuurlijk.

Wat is je lievelingsboek of je favoriete personage?

Alice in Wonderland en Pinokkio staan bovenaan. Daarnaast heb veel andere lievelingsboeken. Wie de grootste lieveling van al die lievelingen is wisselt. Gebr. van Ted van Lieshout, vind ik een belangrijk en beeldschoon boek. Net als Hoe Tortot zijn vissenhart verloor van Benny Lindelauf en Een indiaan als jij en ik van Erna Sassen. Als personage scoort Polle uit Papa, hoor je me? van Tamara Bos heel hoog. Een prachtige stem van een kleine jongen die met zijn ongeloof moet dealen dat pappa dood is en beneden in de huiskamer ligt te zwijgen omdat hij opgebaard is. En Alice en Pinokkio natuurlijk. Iedereen kent de personages, hun avonturen, maar voor wie de originele boeken van Carroll en Collodi nog niet gelezen heeft: Onmiddellijk doen. Twee onvergetelijke en ontroerende stemmen. En Lampje is ook zo leuk, van Annet Schaap. Tirza van Arnon Grunberg, Billy Pilgrim uit Slachthuis 5 van Kurt Vonnegut, Richard Tebrick uit Vrouw of vos van David Garnett. En Alide uit Eenzaam avontuur van Anna Blaman. Allemaal personages die me aangrijpen en ontroeren.

Op dit moment, sorry, is Dorian even de lieveling van mijn lievelingspersonages. Ik ben jaren dagelijks met hem opgetrokken en leef intens met hem mee. Ik vind hem een held, een voorbeeld. Hij heeft veel voor mij gedaan.

Als er een van je verhalen verfilmd zou worden, zou je daar dan een rolletje in willen spelen?

Ik heb tientallen korte verhalen geschreven. Die zijn niet eenvoudig te verfilmen. Dan kom ik toch weer bij Dodo uit, het wordt saai… Ik zou de moeder van Dorian willen zijn. Ze is beeldhouwer, net als ik, en wil eigenlijk liever kinderboekenschrijver zijn… Dorian is natuurlijk mijn alter ego maar ik heb mezelf evenzeer in de moeder, de vader en de zus gestopt. Het lijkt me geweldig, zo’n rolletje. Ik zou mijn haar er onmiddellijk voor verven.

Kun je in je huidige carrière iets kwijt van je studie werktuigbouwkunde, medische technologie?

Ik wilde naar de kunstacademie maar mijn ouders zeiden: Eerst wat fatsoenlijks! Ik durfde niet met mijn vuist op tafel te slaan en schreef me in aan de faculteit werktuigbouwkunde van de Universiteit Twente, toen nog de Technische Hogeschool, want een slimme meid is op haar toekomst voorbereid… Het was veel te moeilijk maar ik sleepte me er zo’n beetje doorheen. Ik ben er medicijnen bij gaan doen, de eerstejaars vakken dan, dat was stampen maar niet moeilijk. Mijn laatste studiejaar ben ik naar Indonesië vertrokken om daar in een kinderziekenhuis mijn opleiding af te ronden. Ik ontwikkelde medische hulpmiddelen die ter plaatse gemaakt moesten kunnen worden in kleine werkplaatsen. Toen was het opeens goed te doen. Gewoon aanpakken. Ik heb erg hard gewerkt, maar het is gelukt. Dat geeft een heel goed gevoel: Ik heb iets af. Ik kan wat. De herinnering aan dat gevoel zet ik regelmatig in in mijn huidige werk. Soms is dat hard nodig.

Naast werktuigbouwkunde deed ik de schrijversvakschool en later ging ik naar de kunstacademie. Het heeft me allemaal gevormd. Het zijn belangrijke jaren. Wat ik precies waar vandaan heb, weet ik niet. Wat welke kennis doet in mijn werk is niet duidelijk.

Als beeldhouwer heb ik natuurlijk met verschillende materialen te maken, ik bouw constructies, armaturen, maar heb nog nooit bewust mijn materialenkennis uit mijn studie toegepast. Sculpturen zijn zwaar, ze moeten in balans zijn, mogen nooit vallen, omwaaien, breken, maar dat gaat allemaal op gevoel. Ik heb er nooit aan gerekend. Ik voel mij de vader en de moeder van Dorian ineen. Zijn vader houdt van enen en nullen, zijn moeder van alles wat daar tussenin zit.

Vragen: Susanne Koster en Pieter Feller

Andere recensies

Ferdinand Verbiest en de ontdekking van China – Veerle De Vos – Pelckmans – 341 blz. Ferdinand Verbiest (1623 – 1688) behoort zonder twijfel tot een van de meest onderschatte Vlamingen of Belgen. Gedreven door een niet te temmen bekeringsdrang en werkijver slaagde deze...
Lees verder Categorie: Biografie & Autobiografie, Geschiedenis, Non-fictie
| Reageer!
Net als ik – Muzoon Almellehan – Vertaling: Merel Leene – Kluitman – 240 blz. Dit is echt weer zo’n young adult boek waarvan ik hoop dat heel veel jeugd vanaf een jaar of 13 het gaat lezen maar zeker ook hun ouders. Ik...
Lees verder Categorie: Young Adult
| Reageer!
De pianostemmer – Daniel Mason – Vertaling: Lilian Schreuder – Hollands Diep – 397 blz. Het is eind negentiende eeuw. In Birma werkt een arts voor het Britse leger, Anthony Carroll, die er bijzondere methoden op na houdt om de vrede te bewaren. Zo...
Lees verder Categorie: Roman
| Reageer!