“Ik zag eens een dakgoot vol dromen”

Bette WesteraBette Westera (Velp, 1958) debuteerde met de kinderbijbelserie Heb je wel gehoord, die ze samen met haar moeder van 1990 – 1995 schreef. In 1999 verscheen haar eerste prentenboek, getiteld Wil je met me trouwen. Daarna volgde een groot aantal boeken voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Ze werkt samen met verschillende illustratoren, waaronder Sylvia Weve, Loes Riphagen, Philip Hopman, Thé Tjong-Khing, Sieb Posthuma en Harmen van Straaten.
Het prentenboek Een opa om nooit te vergeten werd bekroond met een Vlag & Wimpel 2001, Golden Apple of Bratislava, Sankei Children’s Book Award en de Grand Prix for the Best Book. Het boek had internationaal succes met vertalingen in Frankrijk, Japan, Taiwan, Portugal, Korea, Denemarken en Duitsland. In 2003 ontving Westera een Vlag & Wimpel voor Alle hens aan dek, in 2006 kreeg ze deze prijs nogmaals, ditmaal voor Oma’s rommelkamer.

In 2011 ontving ze een Zilveren Griffel voor Ik leer je liedjes van verlangen, en aan je apenstaartje hangen, een boek met 47 verdichte dierenverhalen, geïllustreerd door Sylvia Weve.
In 2013 werden twee boeken bekroond met een Vlag en Wimpel: Aan de kant! Ik ben je oma niet, en – samen met co-auteur Naomi Tieman – voor Dat zou ík nooit doen! beide boeken werden geïllustreerd door Sylvia Weve. In 2014 werd haar prentenboek Held op sokken – met illustraties van Thé Tjong Khing – bekroond met een zilveren griffel. Voor Doodgewoon – een bundel met kindergedichten over de dood – ontving zij samen met illustrator Sylvia Weve de Woutertje Pieterse Prijs 2015.

Wanneer schreef je je eerste gedichtje? Weet je nog waar het over ging?

Mijn eerste gedicht was ongetwijfeld een Sinterklaasgedicht. Welk gedicht het was en voor wie weet ik niet meer, maar bij ons in het gezin stond de Sinterklaastraditie hoog in het vaandel, en iedereen dichtte er begin december lustig op los.

Je schrijft verhalen en gedichten. Wissel je die bewust af of wacht je tot er een idee komt en beslis je dan pas welke vorm het gaat krijgen?

Vaak weet ik de vorm al van te voren, maar niet altijd. Bij prentenboeken kan het verhaal ook heel goed zonder rijm verteld worden. Of er een rijmverhaal ontstaat of niet hangt dan af van de zinnen die in me opkomen. Soms is een mooie, ritmische zin aanleiding om voor het rijm te kiezen. Het heeft bij Doodgewoon heel lang geduurd voor de juiste vorm zich aandiende.

Hoe kwam je op het idee om Doodgewoon te maken?

In mijn herinnering kwam het idee van de uitgever. Sylvia en ik waren – samen met onze uitgevers van Gottmer – op zoek naar een geschikt onderwerp voor een nieuw boek. Sylvia wilde heel graag in verschillende tekenstijlen werken en we dachten eerst aan belangrijke figuren uit de wereldgeschiedenis: Julius Caesar, Columbus, Einstein, Mandela. Maar er was nog niet bij iedereen echt een klik met dit onderwerp. Toen kwam een van onze uitgever met de dood. Daar zeiden Sylvia en ik meteen ‘ja’ tegen. Dat leek ons nu echt een uitdaging! De dood is een onderwerp met zeer veel lagen en met een zekere zwaarte. We wilden graag een boek maken dat de dood hanteerbaar maakt voor kinderen. Een boek waarin de zwaarte niet overheerst, maar ook niet ontkend wordt.

Sylvia Weve maakte de illustraties. Heb je met haar overlegd of was ze volkomen vrij?

Ik heb haar helemaal vrij gelaten in wat de wilde doen. Ook bij andere boeken zal ik niet snel instructies geven aan de illustrator, behalve als het voor het verhaal heel belangrijk is. Als ik schrijf zie ik wel beelden, maar het is niet gezegd dat dat de mooiste of de beste beelden zijn. Ik ben tenslotte geen tekenaar. Hoe meer ruimte ik de tekenaar geef, hoe mooier het wordt. Dat geldt overigens ook voor mijzelf als schrijver. Ik werk ook wel in opdracht en hoe meer ik ‘moet’ van mijn opdrachtgever, hoe minder ik uiteindelijk zelf te spreken ben over het eindresultaat.

Achterin Doodgewoon heb je een verantwoording, erg mooi! Dat betekent dat je niet uit de losse pols hebt geschreven. Hoe kwam je aan al die onderwerpen?

Toen ik eenmaal gekozen had voor poëzie heb ik voor mezelf een indeling gemaakt. Ik wilde gedichten schrijven over vijf kanten van de dood waarmee kinderen vroeg of laat te maken krijgen: het sterven zelf, begraven of gecremeerd worden, rouwen, herdenken en de mogelijkheid van een hiernamaals. Hier en daar kwamen in de gedichten woorden of begrippen voor die om uitleg vroegen. In mijn tekstbestand stond die uitleg achter het betreffende gedicht. Toen Hans en Sabine Bockting – de ontwerpers van het boek – in overleg met Sylvia over de vorm na gingen denken, vielen ze meteen over die informatieve stukjes. Die deden afbreuk aan de poëtische sfeer van het geheel. En gelijk hadden ze. Ze bedachten een prachtige manier om de informatieve tekst tot zijn recht te laten komen zonder dat de taal van de gedichten erdoor ontkracht werd.

Hoe voelt het om zoveel fantastische recensies en prijzen te ontvangen? Om favoriet te zijn? Geeft dat ook druk voor een volgende publicatie?

Goede recensies en prijzen zijn altijd fijn. Ze zijn een erkenning van wat ik mooi en belangrijk vind in mijn werk. Vooral recensies waarin de recensent laat zien dat hij of zij begrepen heeft waar het mij om gaat bij een verhaal of een gedicht – de klank, taal, de toon, de sfeer, het (onderliggende ) thema – zijn een feest om te lezen. Een paar voorbeelden: Jaap Friso op Jaap leest: Westera neemt kinderen serieus, in het thema en in haar manier van schrijven. Van Bas Maliepaard in Trouw: Westera’s vormvaste verzen lezen ongelofelijk vloeiend, ze zijn niet of nauwelijks te betrappen op geforceerd sinterklaasrijm, de teksten zijn maatschappijbewust, spitsvondig, ontroerend en geestig en geregeld nog taliger dan die van Schmidt. Hanneke de Jong op deze site: Bette Westera heeft het aangedurfd om veel facetten van de dood te beschrijven, te benoemen, er fijntjes de spot mee te drijven en dat alles in tedere, troostende gedichten. En uit het juryrapport van de Woutertje Pieterse Prijs: Dit boek laat zien dat binnen de grenzen van een vertrouwd huis er niettemin heel veel onbekende en verrassende plekjes zijn. De echo’s van het verleden en de traditie, brengen nieuwe geluiden mee, vertrouwde contouren leiden naar verrassende en verre inzichten, gevoelens en gedachten. De schrijver van dit literaire werk doet dat trefzeker en uitdagend, zacht mijmerend of puntig, maar altijd op lichte toon én met diepgang.
Al die positieve aandacht maakt het bedenken van iets nieuws – graag weer met Sylvia en Hans en Sabine samen – inderdaad niet eenvoudig. We hoeven niet over Doodgewoon heen, maar het zou fijn zijn als een nieuw boek van ons samen er niet echt voor onder doet en er op zijn minst plezierig naast kan staan. Er wordt aan gewerkt…

Heb je reacties gekregen vanuit de begrafenis/crematiewereld? Of van mensen die net een dierbare verloren en er iets aan hadden?

Ik kreeg na de bekendmaking van de winnaar van de Woutertje Pieterse Prijs een enorme bos bloemen van begraafplaats Rhijnhof in Leiden. Zij gaan in het najaar een aanbod doen aan scholen om op de begraafplaats te komen kijken. Bij het bezoek hoort een lesprogramma over de dood en in de bibliotheek vlakbij komt een expositie van drukvellen uit het boek. Ik heb ook verschillende mails gekregen van mensen die het boek cadeau hadden gedaan aan iemand in de rouw. En een mail van iemand die haar zus door zelfdoding was kwijtgeraakt. Op de kaart stond een stukje uit het gedicht over zelfdoding uit mijn boek.

Hoe moeilijk is het om de draad weer op te pakken (want je schrijft veel!)?

Ik schrijf zo veel omdat het heerlijk is om te doen! Als ik middenin een mooi verhaal zit, wil ik eigenlijk niet stoppen. Alleen het beginnen met iets nieuw is soms lastig. Na het besluit om met de dood aan de slag te gaan, heeft het nog wel een half jaar geduurd voor echt ik aan het werk kon. Je kunt met zo’n onderwerp immers heel veel kanten op. Welke kant zou ik kiezen? Gelukkig stuurde Sylvia me na een half jaar twee tekeningen. Die inspireerden me en het begin was er.

Welke dichters/schrijvers inspireren je en welke boeken wil je graag aanraden?

Ik ben grootgebracht met Annie M.G. Schmidt en kan nog steeds erg genieten van het Schaap Veronica en veel van haar andere gedichten. Mijn eigen kinderen zijn opgegroeid met de liedjes van Harrie Jekkers en Koos Meinderts. Ze kennen ze nog steeds uit hun hoofd. De Ballade van de dood schalt nog regelmatig uit twee of drie monden tegelijk door het huis als ze bij elkaar zijn. Andere grote namen uit de kinderliteratuur zijn voor mij: Astrid Lindgren, Joke van Leeuwen, Ted van Lieshout, Bibi Dumon Tak en Toon Tellegen.
Een van de mooiste boeken voor volwassenen die ik afgelopen jaar heb gelezen is de trilogie van Jón Kalman Stefánsson: Hemel en helHet verdriet van de engelen en Het hart van de mens. En niet te vergeten Birk, van Jaap Robben.

Veel mensen maken gedichten en vaak zie je dezelfde clichébeelden langskomen. Heb je tips om die te vermijden?

Een paar tips misschien:
Vermijd clichés, maar probeer niet met alle geweld origineel te zijn. Een bestaande metafoor kan een prima uitgangspunt zijn. Vaak hoe je maar een paar dingen te veranderen om er je eigen beeld van te maken.
Wees niet te snel tevreden met het beeld dat je oproept. Taal is zo rijk, je hebt zoveel keuze. Heb geduld, ik doe soms wel een uur over een zin (die ik dan vervolgens de dag daarna weer schrap).
Lees hardop aan jezelf voor wat je hebt geschreven. Voel je ook maar een greintje hapering, aarzeling of weerstand: weg ermee.
En misschien wel het belangrijks: Houd je niet bezig met je lezerspubliek. Gebruik je eigen beelden, niet de beelden waarvan je denkt dat mensen ze zullen begrijpen. Mensen begrijpen meer dan je denkt, en kinderen al helemaal. Ik kan kinderen van een jaar of acht geen groter plezier doen dan ze gedichten voor te lezen met onbegrijpelijke beeldspraak:

Ik zag eens een dakgoot vol dromen.
Ik zag eens een dame van dons.
Ik zag eens een bos vol met bomen.
Ik zag eens een bad vol bonbons.
Ik zag eens een draak die kon drijven.
Ik zag eens de helft van een elf.
Ik zag eens een schrift dat kon schrijven.
Het schreef dit gedicht.
In zichzelf.

Vragen: Hanneke de Jong en Pieter Feller

 

Andere recensies

Stemmen in het duister – Nicci French – Vertaling: Lidwien Biekmann en Koos Mebius – Ambo Anthos – 442 blz. Na de succesvolle Frieda Klein-reeks maakten we vorig jaar in Wie heeft Charlotte Salter gezien kennis met een nieuw personage, rechercheur Maud O’Connor. Het lijkt...
Lees verder Categorie: Thrillers & Spanning
| Reageer!
Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
De ontdekking van Holland – Jan Brokken – Atlas Contact – 302 blz. Dit boek draait om Hotel Spaander in Volendam. Al in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd Jan Brokken attent gemaakt op het feit dat het ooit een verzamelplaats was...
Lees verder Categorie: Geschiedenis, Kunst & Cultuur, Non-fictie
| Reageer!