Leen Lefebre vindt zichzelf een laatbloeier

LeenLeen Lefebre (1982) groeide op in Deerlijk in West-Vlaanderen, waar ze momenteel werkzaam is op de dienst Lokaal Erfgoed. Van haar studies tot voedingsdeskundige is ze danig afgedwaald. Al vroeg in haar leven vuurde Leen talloze vragen op haar omgeving af. Dat ze meestal geen antwoord kreeg, maakte haar toen al zeer rusteloos. Een hoofd boordevol vragen betekende alles behalve slapen. Tot ze op een zekere dag dat lijvige boek in vaders kast ontdekte. Ten huize Lefebre werd de encyclopedie veel meer dan een af te stoffen decoratiestuk.
Muzikaal, sportief en ook literair ontpopte Leen zich als een ware ontdekkingsreiziger. Zij is dromer én doener. Zo zijn ook Karabas (kortverhaal, e-book), Arendsjong (haar debuut en langverhaal), Frede en de Kerstman en Frede and Santa (kortverhaal, e-book) ontstaan. Eén ding hebben haar avonturen met elkaar gemeen: ze worden allen door zowel jong als oud gesmaakt.

Na al die papieren non-fictie wentelde en nestelde Leen zich uiteindelijk in het wereldwijde web. Zij trachtte haar dorst naar meer al vaak te stillen, maar tot op heden is zij zoekend. Leens geest waakt als een trappelend vraagteken voor de poort van haar magische droomwereld. Opgeven staat niet in haar woordenboek.
Als Leen brainstormt en associeert, dan glundert zij als herboren. Ze weet heel goed dat een hoofd vol ideeën problemen oplevert; slapen doet ze dan niet.

Uit wat voor gezin kom je?

Samen met mijn twee broers ben ik opgegroeid in een zelfstandig milieu. Onze ouders hadden het eigenlijk altijd erg druk met hun winkel en fabriek. Werk, werk en nog eens werk, dat was de leuze in ons gezin. Ik was nog geen negen jaar of mijn vakantie stond al synoniem aan lange werkdagen. Helpen was de boodschap, om luilekker een boek te lezen was er helemaal geen tijd.
Toch heeft dit alles mij gemaakt tot wie ik nu ben: ik doe gewoon mijn eigen ding, acht niets zomaar vanzelfsprekend en ben dus bereid om keihard te knokken voor iets. Waar een wil is… juist ja. Was ik in een ander gezin geboren, dan was mijn creativiteit vast sneller boven komen drijven. Tegelijkertijd was mijn koppigheid en werklust vast niet zo vurig aangewakkerd geweest als nu.

Las je als kind veel en wat waren je favoriete boeken?

Als kind verslond ik alle boeken van Marc de Bel. Die werden op de voet gevolgd door de klassiekers die op de schoollijst prijkten of in de klasbibliotheek pronkten. Ik heb altijd graag gelezen maar had het een groot deel van mijn leven druk met andere hobby’s. Muziek, sport en andere dingen hielden me bezig wanneer ik niet op school mijn broek aan het verslijten was of ik thuis meehelpen moest.
De o zo kostbare tijd – die ik tot op vandaag te kort kom – zoefde aan mij voorbij. Wegens tijdgebrek ging ik minder fictie lezen. Toen ik vaders encyclopedie ontdekte, ging er een wondere wereld voor mij open. Langzamerhand verschoof de focus naar non-fictie.

Wanneer ontdekte je dat je kon schrijven? Herinner je jouw eerste verhaaltje nog?

Als middelste van drie viel ik altijd al op in het ‘afwezig zijn’. Stond er iets nieuws in de tuin, dan vond de rest van het gezin het hilarisch dat ik dit pas na een halfjaar opmerkte. Ik zat meestal in een andere wereld, wie weet wel een betere wereld? Dat ik altijd veel fantasie heb gehad, was al vroeg duidelijk. Ooit heb ik als tiener in de naschoolse dictieles een toneelstuk geschreven en dat vond ik alvast leuker dan het op de planken staan zelf.
Naast een aantal opstellen die we als huistaak kregen, waar ik niet meer in uitblonk dan de gemiddelde leerling, kan ik me niet herinneren dat ik ooit een verhaal geschreven heb. ‘Arendsjong’ kan je dus gerust mijn eerste échte en meteen ook langverhaal noemen. Als ik mezelf met collega-auteurs vergelijk, dan behoor ik echt wel toch tot de categorie laatbloeiers.

Waarom ben je fantasy gaan schrijven?

Voor mij is Arendsjong wel fictie-fantasie, maar niet zozeer fantasy. Mijn boek past meer in het genre ‘avontuur’. Eigenlijk wilde ik dolgraag een stripreeks maken. Toen ik daarvoor een mangatekenaar zocht maar niet vond, besloot ik om mijn ideeën uit te werken tot een langverhaal. En zo geschiedde: in de zomer van 2012 heb ik dag en nacht zitten schrijven. Waarom… Misschien omdat gek zijn niet eens zoveel pijn doet?

Wie zijn je voorbeelden?

Als een voorbeeld iemand is waarnaar ‘je’ opkijkt, waarvan je denkt: zo wil ik ook schrijven, waar jij je aan spiegelt of bij wie je inspiratie haalt of vindt, dan heb ik dat eigenlijk niet. Van debutant tot bestsellerauteur, ik haal uit alle boeken wel iets dat ik origineel vind, dat anders is en dat is voor mij het belangrijkste. Mijn ergste nachtmerrie is eigenlijk dat ik iets zou schrijven dat volgens anderen verdomd veel doet denken aan een schrijfsel van een ander. Zeg nooit nooit, maar om die reden heb ik het gevoel dat ik veel beter af ben zonder.

Wat voor schrijver ben je? Werk je systematisch op vaste tijden? Maak je een schema voor een boek of werk je juist intuïtief?

Het begint allemaal met een idee, gevolgd door een storm van gedachten. Kortweg, ik brainstorm en associeer er lustig op los. In mijn hoofd zie ik natuurlijk meteen twee punten: het begin en het eind. Daartussen groeien de punten in aantal maar het blijft voornamelijk een niet-samenhangend geheel. De lijn die de punten in één vloeiende beweging met elkaar verbindt, is er een die ik al schrijvende bedenk. Waar mijn pad overal heen zal kronkelen, is ook voor mij vooraf nog een raadsel.
Als borrelende vulkaan – die soms wel eens ontploft – van ideeën, zijn strakke schema’s niet aan mij besteed. Eens ik op gang ben, dan ben ik één en al onrust. Ik ga volledig in mijn verhaal op, verdwijn in een lange hyperfocus. Pas als de eerste versie ‘af’ is, kan ik weer rust vinden.
Een drukke schrijfperiode kan ik zonder problemen afwisselen met niets ‘doen’, of moet ik zeggen: niet ‘(be)denken’? Lanterfanten betekent rust creëren in mijn hoofd. Maar, als die rust te lang duurt, dan schiet die motor vanzelf weer in gang; nu rustelozer dan ooit.

Wolf in je romandebuut Arendsjong zwerft de hele wereld over. Heb je die gebieden zelf bezocht?

Na mijn studies heb ik meteen werk gezocht en gevonden. Mijn vakanties waren toen voor het eerst in mijn leven écht vakanties te noemen. Zo ben ik bepaalde jaren wel degelijk op reis gegaan. Behalve één land, waar ik dolgraag nog eens heen wil reizen, ben ik in alle landen die Wolf in Arendsjong aandoet, ook daadwerkelijk geweest. Wat Wolf in die gebieden beleeft, is helaas niet uit mijn eigen belevenissen ontsproten. Soms is er een link met een naam of een voorwerp. Zo zag ik in een hotel in Turkije een afbeelding van een schildpad. Die vormde een trigger voor Wolfs avontuur in dat land.

Je hoort heel veel dat schrijvers moeten leuren met hun manuscripten om ze uitgegeven te krijgen. Hoe ging dat bij jou?

Na een zomer van zwoegen en zweten is mijn script ‘Arendsjong’ in september 2012 voor het eerst uitgevlogen. Het werd een helse vlucht langs talloze Vlaamse en Nederlandse uitgeverijen. Er volgde een tijd van wachten en nog meer wachten en dit op antwoorden waar ik tot op vandaag op wacht. Voor een ongeduldig mens als ik, was dit geen makkelijke tijd. 2013 begon als een jaar van vloeken en smeken. Even dacht ik nog: dit is mijn eerste (lang)verhaal, misschien verlang ik te veel, te snel? Tot op een zekere dag in oktober… Uitgeverij Zilverspoor – Zilverbron bood mij een contract aan. Een groot jaar later weliswaar, zou mijn Arendsjong er komen!

Ambieer je een carrière in het schrijven of zie je het als hobby?

Iets waar je niet van kan leven, en je meer kost dan opbrengt, zie ik als een hobby. Wat niet wil zeggen dat ik tegen zo’n carrière nee zou zeggen. Integendeel, iets waar je al je vrije tijd aan opoffert, is wél iets dat je dolgraag doet. Zie je, schrijven is een ziekte, en ook al kwam mijn eersteling er eerder per toeval, die microbe heeft me wél serieus te pakken nu.

Wil je hier de boeken noemen die ooit veel indruk op je maakten en die je wilt aanbevelen?

Als kind waren dat Het ei van Oom Trotter van Marc de Bel en Het oneindige verhaal van Michael Ende, als volwassene waren dat al Sterrenburcht van Alexandra Coelho Ahndoril, Waterschapsheuvel van Richard Adams, De trein der traagheid van Johan Daisne…

Hier is nog ruimte om te zeggen wat je graag kwijt wilt.

De enige zekerheid die er is, is dat er geen zekerheid is.

Vragen: Pieter Feller

Andere recensies

Vrouwen rondom Johan de Witt – Samenstelling: Ineke Huysman en Roosje Peeters – Uitgevrij Catullus – 344 blz. Robert Fruin, Gerhard Willem Kernkamp (alleen deel 1) en Nicolas Japikse publiceerden van 1906 tot 1919 een zesdelige bronneneditie: Brieven aan en Brieven van Johan de...
Lees verder Categorie: Boek van de week, Geschiedenis, Non-fictie
| Reageer!
Kom binnen! Theater lezen over thuis РIneke Kraijo en Marlies Verhelst РIllustraties: Marja Meijer РGottmer Р120 blz. Wat een verrassende serie die door uitgeverij Gottmer uitgegeven wordt. Ik had er eerlijk gezegd nog nooit ̩̩n ingekeken, omdat ik geen recensies...
Lees verder Categorie: Kinderboeken
| Reageer!
Op de vriendschap – Milla Shan – Vertaling: Siska Goeminne – Illustraties: Frank Daenen – De Eenhoorn – 32 blz. Een vriendje hebben is voor de meeste kinderen belangrijk. In dit prachtige prentenboek wordt op een speelse manier verteld en getekend over het ontstaan...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!