Mark Janssen heeft de drang om te creëren

Mark Janssen1Mark Janssen werd geboren in Eijsden in 1974. Hij studeerde aan de Academie Beeldende Kunsten in Maastricht. Na zijn afstuderen in 1997 vestigde hij zich als fulltime illustrator in Valkenburg a/d Geul, waar hij een atelier aan huis heeft.
Mark maakt illustraties voor zowel kinderen als voor volwassenen. Vanaf zijn eerste kinderboek Mijn vriend de sjeik van Ulf Stark tot aan nu werkte hij mee aan meer dan 200 jeugd- en prentenboeken voor bijna alle grote Nederlandse en Belgische uitgeverijen.

Veel van de boeken werden vertaald en uitgebracht in meer dan tien landen. Er verschenen enkele boeken van zijn hand voor beginnende lezers bij uitgeverij Zwijsen, waarvoor hij zowel de tekst als de tekeningen leverde: Vuur van tuur, Hiep, hiep, daar is Piep!, De boot van Sint en Piet en Bas is de Baas! Voor het najaar 2013 staat Blijf van Big af! gepland.

Uit wat voor gezin kom je?

Ik heb een heerlijke onbezorgde jeugd gehad in het meest zuidelijke dorp van Nederland. Mijn vader vertrok elke morgen vroeg op de fiets naar zijn werk in Maastricht als medewerker van de technische dienst van een grote bandenfabriek. Moeder had haar baan opgezegd als medisch secretaresse om thuis te zijn voor mij en mijn 3 jaar jongere zusje. Een hele ongecompliceerde fijne tijd met het dorp, het buiten spelen en het tekenen als de wereld.
Vader, moeder en zus zijn helemaal niet creatief, opvallend dus, maar een generatie ouder aan moederskant bulkt wel van de creativiteit. Opa was kunstsmid en met hamer, vuur en aambeeld smeedde hij de meest wonderlijke creaties in ijzer. Later in zijn pensioentijd maakte hij nog veel houten beelden.

Ik neem aan dat je als kind al goed kon tekenen. Wanneer ontdekte je dat je van tekenen(illustreren) je beroep kon maken? Wie wees je erop dat die mogelijkheid bestond?

Op de lagere school stonden ze rond mijn tafeltje om mijn verrichtingen op papier te volgen.
Daar kwam het besef dat ik het tekenen niet alleen heel leuk vond en rustgevend, maar dat het ook nog eens van bovengemiddeld niveau was. Ik heb er echter heel lang niet aan gedacht dat je er ook je beroep van kon maken. Na mijn VWO-diploma zou ik naar de kunstacademie gaan om iets met de computer te gaan doen. Ontwerpen, design, grafische vormgeving. Iets in die richting in elk geval. Al heb ik ook nog getwijfeld over het volgen van een studie aan de School voor Journalistiek. Schrijven vind ik namelijk ook leuk.
Na een eerste afwijzing op een toelatingsexamen, lukte het de tweede keer wel op een academie. Pas na het ontmoeten van mijn huidige vrouw als klasgenootje op de kunstacademie in Maastricht, zij wilde immers ‘kinderboekillustrator’ worden, begon ik haar interesse te delen. Zij benaderde het vak vanuit de ‘schilderskant’, ik vanuit een ‘tekenaarskant’. Heel verschillend maar boeiend. Willemien Min, Gouden-penseelwinnares 2002, gaf les en de laatste twee jaar van de studietijd besloot ik vol te gaan voor deze uitdaging. We tekenden illustraties na uit favoriete boeken, we probeerden veel technieken onder de knie te krijgen (aquarel) en we gingen op audiëntie naar de studio’s van Philip Hopman, Alex de Wolf. Ik keek gefascineerd naar de gevulde en kleurrijke reeksen boeken in hun boekenkasten. Ik kwam volledig in de ban van en voelde dat ik toevalligerwijs terecht was gekomen daar waar ik thuishoorde.

Waren er thuis veel boeken en las je als kind veel?

Nee! Ik las niet veel. Plaatjes, plaatjes, plaatjes. De weinige boeken die ik las waren puur op de cover uitgekozen in de bibliotheek. De herinneringen die ik heb aan boeken uit mijn kindertijd zijn puur gebaseerd op beeld. Ik kon ‘s avonds in bed urenlang bladeren door machtig mooi getekende boeken of stripboeken. De tekst was ondergeschikt aan de prikkels die ik kreeg uit de illustraties. Ik stond zèlf in dat landschap, tegenover die draak of in dat oerwoud. Daar had ik blijkbaar geen tekst voor nodig.

Wat was destijds je favoriete boek, schrijver en/of illustrator en waarom?

De boeken van Thea Beckman waren favoriet en heb ik toch wel gelezen. De boeken van Jan Terlouw met de cover van Oom Willibrord door Ingrid Schubert waar ik volledig gefascineerd naar kon staren….Ook de prenten van Maurice Sendaks Max en de maximonsters het inspiratieboek voor de film ‘Where the wild things are’, vond ik griezelig en mooi tegelijk.
Later op de academie scande ik zorgvuldig het kinderboekenlandschap af naar illustratoren die me konden boeien. De meeste verwantschap voelde ik met de Nederlandse en Vlaamse tekenaars zoals Klaas Verplancke, Ted van Lieshout en Philip Hopman. Ik maakte geen connectie met de Engelse of Amerikaanse school die te glad en gelikt op me overkwam, met weinig ruimte voor losse en spontane illustraties. Die bewondering voor de Nederlanders had ik vooral omdat het me zelf wel degelijk nog ontbrak aan een spontane en losse benadering van het beeld.
Echt verliefd werd ik op het oeuvre van Lisbeth Zwerger. De hemelse combinatie van haar techniekbeheersing van aquarel en de verstilde poëtische beelden die ze daarmee op papier toverde, waren pas echt een stimulans voor me. De aquareltechniek begon ik daarom volledig uit te diepen en de eerste uitgaven na mijn academietijd zijn nog in deze vorm gegoten. Helaas komt nog maar weinig nieuw werk van haar uit.

Wat is er leuk aan illustreren en wat minder leuk?

Ik heb een drang om te creëren en ik probeer op mijn eigen manier de wereld een beetje mooier te maken. Het gaat er niet om hoe ver de boeken de wereld in geraken, maar hoe ik iemand met één boek kan raken. Ik geef toe dat niet elk boek een drager kan zijn van ultieme schoonheid, maar wat ik wel probeer, dat is in elk gegeven kader het meest maximale te doen. Of dat nu in een schoolboek is, of in een prentenboek, ik heb er even veel plezier in.
Het gevoel goed werk te leveren geeft heel veel voldoening. Ik ben wars van ’dat werk moet je aannemen en dat juist niet, omdat het je wel of niet verder brengt in je carrière’. Daar ga ik dan juist loodrecht tegen in.
De minder leuke kant van het beroepsmatig illustreren ligt eigenlijk volledig in het zakelijke gedeelte. Ga je bijvoorbeeld alleen van de voorschotten uit, die betaald worden bij een kinderboekenopdracht, dan moet je al een behoorlijk aantal boeken per jaar illustreren om een goede boterham te verdienen. Het financiële gedeelte is óók belangrijk, daar kom ik eerlijk voor uit. Daardoor word je verplicht om een aantal zaken heel goed op elkaar af te stemmen en in de praktijk is dat heel moeilijk. Elke opdracht is uniek en nog nooit eerder uitgevoerd. Altijd anders in verhaal, in kleur, in vorm, in aantal illustraties. Dan lopen vaak 3 of 4 opdrachten door elkaar heen. Een paar dagen werken aan boek A en dan weer een dag aan boek B. Nooit de volledige rust van een maand of nog langer aan één project werken. Die rust is te krijgen door minder werk aan te nemen natuurlijk, maar daar hangt dan een financiële consequentie aan vast en dat vind ik dan toch weer moeilijk.

Hoe maak je de illustraties? Met de hand, op de computer of beide?

Ik ben waarschijnlijk de illustrator met de meest uiteenlopende technieken. Tot een aantal jaren geleden maakte ik elk boek in de aquareltechniek. Elke avond nieuw papier opspannen in mijn atelier voor de volgende dag. Een nacht drogen en ‘s morgens beginnen op een strak wit vel aquarelpapier. Daarna kwamen steeds meer toevoegingen van acrylverf in de illustraties. Ondertussen deed ook langzaam de computer zijn intrede in mijn werk en daar begon ik steeds meer mee te werken omdat de vraag ook groter werd naar dit soort werk.
Ondertussen heb ik een mooie balans gevonden in het analoge werken met verf en het digitale illustreren. Het ene is niet beter of mooier dan het andere, ik bekijk per boek welke techniek er het beste bij past. Ik maak bijvoorbeeld voetbalprentenboeken De Voetbalbengels, die ik onmogelijk had kunnen schilderen omdat op elke spread zowat een heel voetbalteam getekend moet worden. Met verf op 1 laag papier zou het een jaar tijd kosten om het boek te maken. Op de computer teken en kleur ik nu in meerdere lagen en dat betekent dat ik wel tot een goed resultaat kom en misschien nog wel mooier dan geschilderd werk. Ja, je wordt toch enigszins gedwongen om een boek binnen een bepaald tijdsbestek te maken, afhankelijk van de hoogte van het voorschot. Prentenboeken voor de jongere leeftijdsgroep en veel covers schilder ik wel met de hand omdat er dan een penseeltoets te zien is die warmer aandoet en meer energie van de maker in zich draagt dan digitaal werk. Eén van mijn laatste experimenten gaat de cirkel waarschijnlijk vervolmaken; ik scan losse geschilderde beelden in om ze digitaal tot een geheel te maken. Een eerste geslaagd voorbeeld hiervan is De Moedhoed met Lida Dijkstra.

Verkeer je in de gelukkige omstandigheid dat je zelf kan bepalen welke boeken je illustreert of pak je gewoon alles aan wat langs komt?

Ik verkeer in de luxe positie dat ik inderdaad keuzes kan maken in de verzoeken die tot me komen, al moet ik toegeven dat ik in vergelijking met andere collega’s veel opdrachten aanneem. Ik heb er veel plezier in, en ik schijn redelijk snel te werken. Bij elk verzoek zie ik weer de uitdaging om een personage vorm te geven, om een sfeer te creëren en om het gevecht van een goede cover aan te gaan.
Nadeel hiervan is weer dat ik mezelf zo weinig tijd en ruimte gun om me te ontwikkelen als beginnend auteur bijvoorbeeld. Om eigen projecten te verzinnen, om te experimenteren.
Om eindelijk eens een prijsje in de wacht te slepen, te zorgen dat ze me ‘kennen’, maar dan denk ik weer heel snel, ‘ach, ze moesten eens weten hoe goed het met me gaat, daar gaat geen ene prijs wat aan veranderen’.
‘Nee’ zeggen is een zwak punt van me. Ik heb in de loop van de jaren bijzonder fijne zakelijke relaties opgebouwd bij veel uitgeverijen en in de praktijk vind ik het dan heel moeilijk om vast terugkerende opdrachtgevers aan de kant te zetten omdat zich nu ‘even wat beters’ heeft voorgedaan. Het zijn juist deze mensen die er van af het begin af aan in geloofden. Ik heb dan toch een soort van loyaliteitsgevoel.

Welke tekenaars/kunstschilders bewonder je en waarom?

Ik heb een hele brede smaak en spring vaak van de ene kunstenaar over naar de andere, om me er even in te verdiepen, me op te laden en er dan weer wat op uitgekeken te raken.
Gustav Klimt, Egon Schiele en David Hockney. Het zijn toch de bekende namen eigenlijk.
Onlangs heb ik me ook verdiept in de Japanse prentkunst van Hokusai. Auteur Bert Kouwenberg kwam anderhalf jaar geleden bij me met een prachtig verhaal over een Japanse jongen Kodo, met in de tekst een lading aan Japanse landschappen en sferen en symbolen. Zo beeldend!
Ik heb het verhaal in 19 reusachtige prenten geïllustreerd, volledig in dezelfde sfeer en stijl als de originele Hokusai-prenten. Met op de laatste afsluitende prent een hommage aan Hokusai door de Grote Golf identiek over te nemen in de illustratie. Het was een reuze klus en ik kan me nog de slapeloze nachten heugen omdat het Kodo-project me zo in de greep had. Ik zie het als één van de mooiste werken die ik gemaakt heb in mijn carrière tot nu toe. Er zit zo veel van mezelf in. Het gaat verder dan alleen maar een verhaal illustreren, het zijn kunstwerkjes geworden. Ik hoop binnenkort de uitgeverij bekend te kunnen maken die het eindelijk gaat uitgeven.

Welk bestaand boek van een beroemde schrijver zou je graag hebben willen illustreren?

Ik kan na lange tijd nadenken niet op een boek komen dat ik nu echt graag had willen illustreren. Ik kan de grap maken heel graag de Harry Potter-boeken geïllustreerd te hebben. Maar verder zou ik wel wat voelen voor een heruitgave van de eerder genoemde jeugdsentimenten; Max en de maximonsters van Maurice Sendak. Een klassieker, maar wel een beetje gedateerd. Ik zou wel zin hebben in een remake van de monsters!
Verder kijk ik in Nederland met veel plezier naar de briljante concepten van Charlotte Dematons of van bijvoorbeeld het Muizenhuis van Karina Schaapman. Boekenmakers die wel het lef hebben om maandenlang tot zelfs een jaar lang aan één boek te werken. Als dan later de erin gestoken energie zich op meerdere manieren uitbetaalt, dan mag je allicht spreken van een succes. Ik verdeel diezelfde hoeveelheid energie die zij in een boek steken over tien boeken en dat zet me wel eens aan het denken, of dat niet ook eens het proberen waard is. Het is even durven.

Je hebt al boeken zowel geschreven als geïllustreerd voor Zwijsen. Is er ook een prentenboek van jezelf in de maak?

Nee, in de praktijk word ik ingehaald door de drukte van alle geplande opdrachten. Zelfs alle, tot nu toe zowel geschreven als geïllustreerde boeken, heb ik op verzoek van Zwijsen geschreven. Pas dan plan ik wèl tijd in om te gaan zitten schrijven…. Zoals al eerder aangegeven is er wel degelijk een verlangen om me meer op het literaire en artistieke pad te begeven. Ik merk dat ik altijd voorrang geef aan een opdracht door een ander gegeven, dan aan de opdrachten die ik mezelf zou kunnen opleggen. Heb ik al gezegd dat ‘nee’ zeggen moeilijk is?

Kun je van je illustratiewerk leven of heb je nog een baan ernaast?

Ik ben ondertussen mijn 16e jaar ingegaan als 100% fulltime illustrator. Ik heb welgeteld een maand na mijn afstuderen geen inkomsten gehad en ben vervolgens razendsnel door uitgeverijen en andere opdrachtgevers zoals een paar kranten en magazines opgepikt.
Ik denk dat het te maken had met mijn vastberadenheid en focus destijds om niets anders te willen doen in mijn werkzaam leven dan illustreren. De kranten en magazines zijn er in de loop van de jaren uitgefilterd en ik ben momenteel helemaal gericht op de kinderboekenmarkt. Uit een scala van een twintigtal Vlaamse en Nederlandse uitgeverijen krijg ik verzoeken om boeken te illustreren. Werk aan huis in mijn atelier in het centrum van Valkenburg aan de Geul en ben de kostwinnaar thuis in een gezin van vier met een zoon van 14 jaar en een dochter van negen.
Ik denk dat mijn kracht ook mijn zwakke punt is; ik kan als een kameleon boeken illustreren voor kleuters, maar evengoed stoere jongensboeken voor 11-jarigen. En dat ook nog eens in meerdere technieken. Mijn bandbreedte is groot en daarmee is het moeilijker mij vast te zetten in het kinderboekenlandschap. Voor de een ben ik de piratentekenaar, voor de ander dé voetbaltekenaar, de elfjes-illustrator, de kleuterboekjestekenaar, enzovoort. Dat is wel eens jammer, maar ik tel wel degelijk mijn zegeningen.

Wil je hier je favoriete boeken noemen?

Kinderboek: Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pogrom, niet in het minst om de sublieme gearceerde tekeningen van Thé Tjong Khing.
Sportboek: The Secret Race van oud-wielrenner Tyler Hamilton over de dopingpraktijken in de ploeg van Lance Armstrong. Gerommel in die andere hobby van me; wielrennen.
Zelfhulpboek: De kracht van het NU van Eckhart Tolle.
Volwassen boek: De 100 jarige man die uit het raam klom en verdween van Jonas Jonasson. Bizar en veel humor.

Hier is nog ruimte om iets te zeggen dat je graag kwijt wilt.
Hoop dat de markt weer gaat aantrekken in kinderboekenland. Het is wel een stimulans voor de makers om de kwaliteit nog meer te verhogen en zo het gevecht aan te gaan tegen de teruglopende verkoopcijfers. Maar de consequenties zijn dan wel dat er minder wordt uitgegeven en daardoor toch ook een soort van verschraling optreedt. De aanwas van nieuwe jonge illustratoren stagneert omdat men steeds minder risico durft te nemen en omdat debutanten niet meteen het allerhoogste niveau hebben.. Dat zal ook wel gelden voor debuterende auteurs. Het moet al echt meteen van topniveau zijn om uitgegeven te worden, terwijl ik van mezelf weet dat ik ook in het vak heb moeten groeien. De boeken die ik nu maak, kon ik nog niet maken in mijn debuutjaren. Die groei is me destijds gegund en dat ontbreekt helaas in deze mindere tijd. Daardoor krijgen de tekenaars die wat meer tijd nodig hebben, niet de kans om door te breken. Ik chargeer maar de grote namen worden groter en de kleine namen, de onderkant van de piramide eigenlijk, krijgen geen opdrachten meer en hebben moeite om er van te kunnen leven. Je moet vervolgens al heel gedreven zijn om steeds maar te blijven proberen er tussen te komen. Toch is deze basislaag erg nodig. Zie het maar als de fundering van een huis.
Het blijft echter een heerlijk vak om me in te begeven. We moeten vooral positief blijven, zorgen dat we mooie boeken blijven maken en proberen met de flow mee te gaan, zeker nu met het aanbod van nieuwe mogelijkheden met de digitale media.
Ik denk dat het dan allemaal wel goed komt.

Mark Janssen heeft ook een prachtige website.

Andere recensies

Lilly, Hanna en de zeven omaatjes – Elsa Paulson – Vertaling: Mijke Hadewey van Leersum – 32 blz. Wat een leuke en intrigerende titel, dacht ik toen ik dit boek kreeg aangeboden. Het is het prentenboekendebuut van Elsa Paulson. Ze is een Zweedse illustrator...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
Stemmen in het duister – Nicci French – Vertaling: Lidwien Biekmann en Koos Mebius – Ambo Anthos – 442 blz. Na de succesvolle Frieda Klein-reeks maakten we vorig jaar in Wie heeft Charlotte Salter gezien kennis met een nieuw personage, rechercheur Maud O’Connor. Het lijkt...
Lees verder Categorie: Thrillers & Spanning
| Reageer!
Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!