Moeder las voor uit Juffrouw Langneus van Bomans

Rashid NovaireRashid Novaire(Amsterdam, 1979) schrijft voor het theater en heeft verschillende romans op zijn naam staan, waaronder Het lied van de rog(2007) en Afkomst(2008). Hij won diverse prijzen en stond op de shortlist van de Libris Literatuur Prijs. Zijn meest recente boek is Zeg maar dat we niet thuis zijn. Hoofdpersonage Milan den Hartog is altijd behulpzaam. Hij werkt voor een begrafenisondernemer. Als zijn leidinggevende hem overhaalt om na zijn ingediende ontslag nog een week te blijven, krijgt hij met een aantal fascinerende zaken te maken. Kan een Koerd uit Diemen- Zuid zelfs na zijn dood nog meepraten over waar hij wordt begraven? Wat is er aan de hand met de doodskist van Milouda? Zeg maar dat we niet thuis zijn is een poëtische en gevoelige roman over identiteit, over het verlangen je geborgen te voelen. Six Feet Under in de polder. Hier kun je de recensie lezen.

Uit wat voor gezin kom je? Werd er veel gelezen?

Mijn eerste literaire ervaringen deed ik op toen mijn moeder mij tegen bedtijd voorlas uit Godfried Bomans. Juffrouw Langneus had een kater die wel kón praten maar het eenvoudigweg niet deed omdat hij volstrekt niets te zeggen had. Ik luisterde en verlangde naar ook zo’n kater. De volgende ochtend ging mijn moeder dan uit werken naar een huis waar vrouwen tijdelijk woonden met hun kinderen omdat ze thuis niet meer veilig waren. Ze was een hulpverlener. Bij sommige vrouwen, wist ik, haalde ze dichtregels aan: “Achter je ogen staan meren die nog tot de bodem uitgehuild moeten worden.”
Mijn vader was acteur. Op het podium van de Stadsschouwburg speelde hij in een Duits stuk van Lessing: Nathan der Weise. Mijn oudere zus droomde van een stuk grond in Suriname, het land waar haar vader vandaan kwam. Mijn jongere zus werd op kerstnacht geboren. Net als ik.

Las je zelf graag? Wat waren je favoriete boeken in je jeugd?

Ik las. Altijd. In gedachten zwerf ik nog steeds rond met de personages van An Rutgers van der Loeff, in de Kinderkaravaan, door een uitgestrekt gebergte. Later las ik boeken over mensen die zich moesten verhouden tot het gevaar van verbeelding en herinnering. Zo las ik op de middelbare school een boek van K. Zetnik, overlevende van de holocaust en auteur. Met behulp van LSD daalde hij af in de hel die in hem was.

Wanneer schreef je je eerste verhaaltje of gedichtje? Weet je nog waar het over ging?

Schrijven deed ik sinds jaar en dag. Op de basisschool ging ik naar Broodje mee. Iedereen kreeg een schriftje voor paardenstickers of voetbalplaatjes. Ik schreef autobiografisch, met zes jaar, over mijn verbeelde toekomst. Over een vrouw die ik tegenkwam in de tram. Negen maanden later hadden we een kind. Later, vele ringbandblokken later, schreef ik over een man en een vrouw op een sluis in Giethoorn die zich in de Middeleeuwen lieten bezielen en verwarren door een boek van Jacob van Maerlant. Over hoe verbeelding je ook kan dwingen te rouwen om gemis.

Welke opleiding heb je gevolgd?

Ik heb een HAVO diploma. Verdere opleidingen heb ik niet. Of het moeten de maanden zijn dat ik op het Binger film institute me boog over de technieken van het scenarioschrijven.

Wat zijn voor jou de drijfveren om te schrijven?

Film heeft voor mij altijd de drijfveren blootgelegd van het schrijven. Zo zag ik de film American beauty. Een personage filmde een plastic zakje in de wind. Zo wilde ik ook naar de wereld kijken. Met oog voor het kleinste. Het ogenschijnlijk triviale terugschrijven tot een bezield verband. Getuigen van geschiedenissen die beroofd zijn van hun dualiteit of complexiteit. Maar ook me verhouden tot mijn eigen leven, doordringen tot mijn verleden en geleden tijd.

Welke schrijvers zijn je grote voorbeelden?

Voorbeelden waren schrijvers als Coetzee die voor mij de mystiek van de allegorie ontsloot zoals in Foe waarin hij een witte vrouw op een onbewoond eiland laat aanspoelen die daar een Vrijdag ontmoet, een zwarte man wiens tong zij afsnijdt om hem op haar schip mee te nemen naar de wereld. Zo wilde
Coetzee iets vertellen over de geschiedenis van Zuid-Afrika. Ik schreef zelf niet allegorisch maar leerde van de dimensies die werden geopend. Een ander voorbeeld was Cormac Mccarthy. Omdat hij me leerde over het belang van concrete details, omdat hij schreef over paarden, zaad, zweet en bloed opriep en de woestheid van de natuur. Daar leerde ik van voor de roman Het lied van de rog die ik situeerde in het antieke China.

Je schrijft boeken en ook voor toneel. De afwisseling is vast leuk, maar wat zijn de grootste verschillen?

Het verschil met schrijven voor toneel is allesomvattend. Toneel schrijven is me verhouden tot de rafelranden van een situatie. Tot de acteurs die sturing geven aan het ongezegde. En die hopelijk een contrast geven aan de lading van mijn dialogen. In proza ben ik de eindverantwoordelijke in het omgaan met suggestie en evocatie.

Hoe ga je te werk bij het schrijven?

Het schrijven van mijn romans laat zich vaak terugbrengen tot een of andere metafoor. Voor sommige romans was het of ik een beeltenis moest hakken uit een ruw brok steen. Bij anderen of ik balanceerde over een dun evenwichtskoord. Maar vaak is het ook of ik net als een regisseur eerst ruw materiaal verzamel en dan ga monteren. Schema’s maak ik niet.

Doe je naast je schrijfwerk nog ander werk?

Ik houd van een zo burgerlijk mogelijk bestaan in de zin van regelmaat. Het liefst werk ik van negen uur tot vijf uur als de omstandigheden het toelaten. Maar vaak trekken andere werkzaamheden mij weg van mijn glazen bureau. Zo mag ik vaak mensen als stadsgids rondleiden en het verschil uitleggen tussen een trapgevel en een halsgevel.

Heb je voor je roman Zeg maar dat we niet thuis zijn veel research moeten doen?

Voor Zeg maar dat we niet thuis zijn heb ik me verdiept in het verhaal van een Feyli Koerdische man die in problemen kwam met het verzorgen van de uitvaart van zijn vader wegens leugens tegen de IND. De roman omspant de zeven dagen waarin het nog niet duidelijk is of het lichaam naar huis kan worden teruggebracht. Voor dit boek heb ik gesproken met uitvaartondernemers. Het was bijzonder om te horen over hun toewijding, hun missers en hun ondernemingszin.

In Zeg maar dat we niet thuis zijn is het voor sommigen heel belangrijk waar ze begraven zullen worden. Heb je zelf dat gevoel ook of maakt het je niet uit waar je na je dood terecht komt?

Zelf zou ik niet begraven willen worden maar willen worden gecremeerd. Mijn as weer een met de natuur die ik ben. Waar dan ook.

Kun je vijf boeken noemen die we absoluut moeten lezen?

1. Speel voor mij het lied van de dood – Esi Edugyan: Een roman over zwarte muzikanten in de Nazi-periode die van Berlijn en Parijs uitwaaiert tot in Polen. Het boek heeft een dynamiek die doet denken aan een uitspraak die ik hoorde over Jazz: Listen to it at your own risk. En zo is het ook met de verwondingen die worden opgeroepen en wat ze bij je losmaken. Zo zal ik de scene nooit meer vergeten waarin een zwarte man in de jaren twintig in een dierentuin van Berlijn een Afrikaanse familie tentoongesteld ziet worden.
Edugyan schrijft het zo op dat je voelt hoe de afstand tussen twee zwarte mannen die elkaar aankijken hartverscheurend wordt. Kijken of bekeken worden. Aan welke kant van de lijn bevinden we ons?

2. In memoriam Mizzi – Ida Simons: Abel Herzberg schreef ooit: Het gaat in het leven om vreugde, ook in het lijden. Vaak blijft in fictie juist de vreugde binnen lijden onderbelicht. Maar niet bij deze korte novelle van Ida Simons waar de kinderen in het concentratiekamp ook kunnen genieten van dingen. Zo schetst Ida Simons met een genadeloze kracht de verschrikkingen van een dagelijks leven waarbij het geweld in een bijzin wordt vermeld om ons daarna weer te concentreren op het lot van een lachende hond.

3. Mandraga – Nausica Marbe: Marbe schrijft in haar debuut ons toe naar de herinneringen aan een landhuis in Roemenie en hoe die plaats in het geheugen van haar Amsterdamse personages zorgt voor intimiteit en vervreemding.

4. De schone slaapsters – Yasunari Kawabata: Als kind was ik verslaafd aan sprookjes. Deze roman speelt in op de overzichtelijkheid van sprookjes. Maar ontgoocheld ons in de ontregeling van zijn macabere, zeer gestructureerde, verbeelding rond een oude man die liefde zoekt in een bordeel waar de vrouwen in een toestand van slaap zijn gebracht.

5. De clandestienen – Youssouf Amine Elalamy: Jaren lag dit boek op me te wachten nadat ik de schrijver ontmoette op Writers unlimited. Onlangs, na het voltooien van mijn eigen roman over een vluchteling las ik het en werd stil van zijn vermogen tot verbeelden, van zijn amalgaam van stemmen, de serene details die de ondraaglijke lichtheid van het bestaan verhevigen.

Vragen: Pieter Feller

Andere recensies

Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
De ontdekking van Holland – Jan Brokken – Atlas Contact – 302 blz. Dit boek draait om Hotel Spaander in Volendam. Al in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd Jan Brokken attent gemaakt op het feit dat het ooit een verzamelplaats was...
Lees verder Categorie: Geschiedenis, Kunst & Cultuur, Non-fictie
| Reageer!
Ugly Girls – Lisa Bjärbo, Johanna Lindbäck, Sara Ohlsson – Vertaling: Lammie Post – Ploegsma – 256 blz. Toen ik dit boek in handen had vond ik het al heel bijzonder om te zien dat het door drie verschillende auteurs was geschreven. En nadat...
Lees verder Categorie: Young Adult
| Reageer!