Onvrijwillige frontsoldaat en zijn thuisfront

Van de liefde en de zee – Willem Frederik Erné – De Vrije Uitgevers – 445 blz.

Eind april, begin mei 1940 voeren ongeveer 850 koopvaardijschepen op internationale wateren of lagen voor anker in een bevriende haven. Aan boord ca. 12.000 Nederlandse bemanningsleden. De schepen konden vanaf 10 mei, het moment dat de Duitsers Nederland binnenvielen, niet meer terug naar hun thuishaven. De schepen die op dat moment wel in de thuishaven lagen, werden door de Duitsers in beslag genomen. Toevallig vond er op 10 mei in Londen overleg plaats tussen een aantal grote reders en de Engelse regering. Intussen was de Nederlandse regering naar Londen gevlucht. Men besloot tot de oprichting van de Netherlands Shipping and Trading Committee (NSTC) kortweg de Shipping. De organisatie werd verantwoordelijk voor alles wat de Nederlandse koopvaardij betrof.

Na overleg in de ministerraad werd op 6 juni 1940 werd de vaarplicht afgekondigd, officieel het Vaarbesluit. Alle koopvaardijschepen (inclusief bemanning) die buiten Nederland verbleven werden toegevoegd aan het geallieerde commando ter zee. De zeelieden werden eensklaps soldaten. De schepen werden ingezet in konvooien tussen Engeland en Noord-Amerika, voornamelijk Canada.

Deze situatie schetst Erné voor zijn (oorlogs)roman, die zijn oorsprong vindt in de werkelijke belevenissen van de grootvader van zijn vrouw, J.J. Erenstein. Zijn fictieve alter ego is Koos Siemelink, eerste machinist op de SS Padong van de Nederlandse Stoomvaart Comagne (NSC), staat voor de (SMN), Stoomvaart Maatschappij Nederland.
Koos is goed bevriend met drie scheepsmaten: Tom Werkman, de scheepstimmerman (een slimme “rode rakker”), Benjamin Meijer, marconist (zoon van een joodse kleermaker) en de olieman Klaas Toet (zoon van een Scheveningse haringvisser). Wegens reparatieoponthoud hebben ze drie dagen verlof in New York, die ze gebruiken om de wereldtentoonstelling ‘Building the world of tomorrow’ te bezoeken. In de vorm van dialogen krijgen we daar veel informatie over. In een angstige tijd is dit een hoopvolle blik op de toekomst. Ook discussiëren de vier maten over politiek, waarbij speciaal de houding ten aanzien van de joden prominent naar voren komt. Daarover ontstaat ook een ruzie tussen Meijer en Toet. Werkman adviseert Meijer in New York achter te blijven, waar hij als jood veiliger is. Hij doet dat niet, omdat hij een liefje in Nederland heeft.

De tweede lijn in het verhaal speelt zich voornamelijk af in Utrecht, waar Koos’ vrouw Marianne en zijn zoon Gerhard van twaalf jaar (later dertien) wonen. Hoe het dagelijks leven onder Duitse bezetting wordt beleefd, komen we door beeldende voorvallen goed te weten. Een groot probleem is Willem Cornelis, de broer van Marianne, die lid is van de NSB. Hij is hun kostganger, die zijn foute meningen niet onder stoelen of banken schuift. Gerhard is zeer muzikaal. Hij houdt van klassieke muziek en weet daar ook veel van af. Hij is toegelaten tot het Reformatorisch Gymnasium. Mede door de aanwezigheid van Willem, doorziet hij de Duitse maatregelen en worden zijn anti-Duitse gevoelens steeds sterker. Marianne is één van die wegkijkende Nederlanders. Gerhard zegt daarover: “Moeder denkt dat als ze haar ogen sluit voor iets en het niet meer ziet, het ook werkelijk verdwenen is”. Hij krijgt gevoelens voor een joods meisje, Rebecca, die bij hem in de klas zit. Twee belangrijke zaken zullen grote gevolgen hebben. Er wordt een nieuwe leraar benoemd, die ook lid is van de NSB en Rebecca moet van het Gymnasium weg naar een joodse school. Gerhard wil in contact komen met het verzet, maar zit men daar wel te wachten op zo’n ‘broekie’?

In Liverpool, waar Koos is gestationeerd, leert hij Marian kennen, een leuke jonge vrouw, die al op tweeëntwintigjarige leeftijd weduwe is geworden, niet door de oorlog, maar een ongelukkige val. Het is liefde op het eerste gezicht. Ze noemt Koos (afkomstig van Jacobus) Jake, een naam die hij later ook zelf gaat gebruiken. Hij realiseert zich dat zijn huwelijk niet zo sterk is als hij dacht. Marian is pilote bij de Air Transport Auxiliary (ATA), waarin burgerpiloten bijstand bieden aan de RAF. Beiden doen dus gevaarlijk werk. Koos vaart op de oceaan en kan elk moment getorpedeerd worden: “Het idee dat op een afstand zo gering, dat hij hem niet eens durfde te schatten de onderzeeboten rondslopen, als tijgers op zoek naar prooi, benauwde hem”. Dan bereikt hem het nieuws dat Marian vermist wordt. Hij zoekt een mogelijkheid om naar Nederland terug te keren, maar wat zal hij daar aantreffen?

Willem Erné is een boeiend verteller. Hij geeft ruim voldoende informatie, zodat ook de lezers, die niet (goed) op de hoogte zijn met de situatie en achtergronden van die tijd, het verhaal moeiteloos kunnen volgen. In het begin van het boek lijkt die soms iets te overvloedig, maar de dialogen waarin de auteur deze informatie giet, leiden niet tot een droge opsomming of vertraging. Het perspectief ligt voornamelijk bij de twee hoofdpersonen, Koos en Gerhard. Maar ook legt hij het bij anderen, zoals moeder Marianne en haar vriendin en bij de maten van Koos: Meijer, Werkman en Toet. Hoe verschillend de denkbeelden van die personages ook zijn, je leert ze daardoor steeds beter kennen en sympathieker vinden. De pro-Duitse elementen in de Utrecht-verhaallijn zijn allemaal echte slechteriken, misschien had Erné hier iets meer nuance kunnen aanbrengen.

Na de laatste zin over Gerhard: “Toen opende hij de deur en rende de gitzwarte nacht in.” gelezen te hebben, vind je het jammer dat het boek uit is. Het boek wél, maar het verhaal niet! Moeten we het verdere verloop maar zelf invullen? Het is pas oktober 1941, de oorlog duurt nog een hele poos, dus materiaal genoeg. “Komt er een gevolg?” vragen we aan Willem Frederik Erné in een interview dat intussen op deze website is verschenen. Daarin komt de lezer ook wat meer over de auteur te weten.

Kees de Kievid

Lees hier het interview met Willem Frederik Erné

Boek bestellen!

Andere recensies

Vrouwen rondom Johan de Witt – Samenstelling: Ineke Huysman en Roosje Peeters – Uitgevrij Catullus – 344 blz. Robert Fruin, Gerhard Willem Kernkamp (alleen deel 1) en Nicolas Japikse publiceerden van 1906 tot 1919 een zesdelige bronneneditie: Brieven aan en Brieven van Johan de...
Lees verder Categorie: Boek van de week, Geschiedenis, Non-fictie
| Reageer!
Kom binnen! Theater lezen over thuis – Ineke Kraijo en Marlies Verhelst – Illustraties: Marja Meijer – Gottmer – 120 blz. Wat een verrassende serie die door uitgeverij Gottmer uitgegeven wordt. Ik had er eerlijk gezegd nog nooit één ingekeken, omdat ik geen recensies...
Lees verder Categorie: Kinderboeken
| Reageer!
Op de vriendschap – Milla Shan – Vertaling: Siska Goeminne – Illustraties: Frank Daenen – De Eenhoorn – 32 blz. Een vriendje hebben is voor de meeste kinderen belangrijk. In dit prachtige prentenboek wordt op een speelse manier verteld en getekend over het ontstaan...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!