Puzzelen maakt het boeiend

Achter het pseudoniem Tom Vanderlaken schuilt de archeoloog Tom Buijtendorp (1962). Hij promoveerde aan de VU op een proefschrift over Forum Hadriani. Als journalist publiceerde hij in NRC Handelsblad en Quote. Tevens is hij werkzaam geweest als strategisch adviseur bij McKinsey en hij was gedurende zes jaar lid van het Management Team van Zilveren Kruis Achmea, en daarna strategisch adviseur bij Achmea. Op politiek terrein was hij vier jaren Statenlid voor D66 in de provincie Noord-Holland. Tot zijn gepubliceerde oeuvre behoren de non-fictionele werken Het jaar 117 (2017), Caesar in de Lage Landen (2018), Brittenburg (2018), Het ware paradijs (2019) en De gouden eeuw van de Romeinen in de Lage Landen (2021). Onlangs verscheen zijn fictiedebuut De geheime oorsprong

Je hebt eerst Economie gestudeerd en bent pas later gepromoveerd in Archeologie. Kun je iets meer over vertellen over die switch, en wat trekt je zo aan in de archeologie?

Ik was al jong geïnteresseerd in de archeologie en publiceerde daar vanaf 1982 over. Maar in mijn studietijd was er weinig werk in te vinden. In 2010 ben ik aan de Vrije Universiteit in Amsterdam gepromoveerd op mijn jarenlange onderzoek, en sinds 2017 schrijf ik full time over archeologische onderwerpen. Ik richt me vooral op de cold cases: het herbestuderen van oude onderzoeken zoals de vergeten stad van keizer Hadrianus bij Den Haag en de mysterieuze bij Katwijk in zee verdwenen Brittenburg. Zoals de term cold cases al aangeeft, zijn er volop overeenkomsten met het speurwerk van detectives. Dat puzzelen, maakt het voor mij extra boeiend.

Wil je iets vertellen over bijzondere zaken/gebeurtenissen bij het uitoefenen je bezigheden als archeoloog?


Het Eureka moment waarop puzzelstukjes in elkaar vallen, blijft bijzonder. Zo opperde ik in 1982 dat een lang geleden in Voorburg gevonden mysterieuze rij paalgaten niet afkomstig was van een schutting in een Romeins fort of van een rij graanschuren, zoals gedacht, maar van de op hout gefundeerde hoofdweg van een Romeinse stad. Jaren later kwam in de Romeinse stad bij Tongeren een zelfde wegconstructie tevoorschijn die perfect paste bij deze interpretatie. Dat is zo’n moment waarop een puzzelstukje op zijn plaats begint te vallen. Een ander voorbeeld betreft het onderzoek naar de Brittenburg. Toen ik las over afwijkende windrozen op eeuwenoude kaarten, realiseerde ik me opeens dat een eeuwenoude kaart met de positie van de later in zee verdronken ruïne, in de zestiende eeuw waarschijnlijk per ongeluk gedraaid is. Het beeld op de aangepaste kaart bleek vervolgens aan te sluiten bij resten die in 1667 en 1982 waren gevonden: geweldig! Ook bij het uitvoerige onderzoek voor De geheime oorsprong had ik een paar van die Eureka momenten, en dat gevoel probeer ik aan de lezer mee te geven. Omdat de ontdekkingen nog niet eerder zijn gepubliceerd, kan dat al lezend het gevoel versterken deelgenoot te zijn van iets nieuws. De lezer krijgt zo de kans zelf actief onderdeel te worden van het verhaal en de queeste persoonlijk te beleven.

Daar onze lezers altijd belangstellend zijn naar de eigen leeservaringen van auteurs, de volgende vraag. Wat las je vroeger en nu en heb je favoriete schrijvers en/of boeken?

Ik las al vroeg de Da Vinci Code van Dan Brown en vond het queestenelement spannend. Uit de recente boeken van Jeroen Windmeijer, deels geschreven met Jacob Slavenburg, haalde ik het besef dat er in Nederland ook genoeg materiaal is. En bijvoorbeeld Cees Noteboom bewonder ik om de manier waarop hij landschappen en gebouwen beschrijft. Ik ben op de meeste plaatsen zelf geweest en probeer de sfeer ook zo goed mogelijk in tekst te vangen, alsof je als lezer zelf op queeste bent.

Je schreef eerder het non-fictieboek Het ware paradijs en andere non-fictie. Hoe ben je ertoe gekomen om nu fictie te schrijven?

Het leek me een perfectie manier om de spanning van het onderzoek over te dragen, en het bijzondere Eureka gevoel. De fictieve vorm past ook bij de gebrekkige gegevens die we in dit geval hebben. Het kan geen kwaad als ook buiten de kleine kring van vakspecialisten, duidelijk wordt wat de onzekerheden zijn rond de overgeleverde tekst van het scheppingsverhaal dat voor ongeveer de helft van de wereldbevolking een religieuze tekst is. En het blijkt dat ook de wetenschap het oppikt.

Zou je kunnen zeggen dat De geheime oorsprong een fictionele omwerking (met toevoegingen) van Het ware paradijs is?

De geheime oorsprong gaat breder en voegt er volop nieuwe inzichten aan toe, zoals het ontbreken van het scheppingsverhaal uit de oudste Bijbelse codices en oude papyri. Ook is er ruim aandacht voor de mogelijkheid dat het beroemde Mesopotamische Gilgamsj Epos is gebaseerd op een echte expeditie. Verder wordt veel uitvoeriger uitgewerkt dat er aanwijzingen zijn dat er iets vreemds is met de invloedrijke passage dat Eva uit de rib van Adam geschapen zou zijn. De ‘vergeten’ codex uit Leiden illustreert hoe nog in de Romeinse tijd aan de tekst van Genesis is gesleuteld, een codex die op dat punt veel betrouwbaarder blijkt te zijn dan tot voor kort gedacht. En er wordt voor het eerst (voor zover mij bekend) aangegeven, dat andere teksten uit de Romeinse tijd de indruk wekken, dat er destijds nog een andere versie bestond. We kunnen ons daar nu inhoudelijk een voorstelling van maken dankzij de sporen welke deze oerversie nagelaten lijkt te hebben. Het zou vreemde tegenstellingen in de wel bewaard gebleven tekst verklaren.

Al lezend komt de lezer misschien tot de conclusie dat het ontbrekende deel van Genesis leidt tot drie zoektochten: * de oorzaak van dat ontbreken *de locatie van het paradijs en *de oorsprong van Eva (wel of niet uit de rib van Adam). Hoe zie jij dat?

Dat zijn inderdaad speerpunten in de historische queeste. Maar gaande het verhaal komt ook naar voren dat er meer is: een persoonlijke queeste naar betekenis en zingeving. Wat dat betreft bouwt het voort op het Gilgamesj epos dat vaak de oudst bewaard gebleven wereldliteratuur wordt genoemd. Het aardige is dat De geheime oorsprong tevens een nieuw licht op dat epos werpt.

Wat betreft de eerste zoektocht: Jacob Slavenburg schreef Valsheid in geschrifte (“onthult … de manier waarop Bijbelteksten in de loop der eeuwen werden gemanipuleerd tot de vorm die we nu kennen”). Komt dat overeen met jouw ervaringen?

Dat boek van Slavenburg ligt al lange tijd op mijn dikke stapel nog te lezen boeken. Ik weet wel dat hij veel aandacht besteed aan het werk van de gnostici. Op hun scheppingsverhalen werpt De geheime oorsprong een nieuw licht dat kan passen bij de indruk dat in de Romeinse tijd aan teksten is gesleuteld. In het boek verschijnt zo een reeks nieuwe aanwijzingen dat we alleen nog een bewerkte versie van het Bijbelse scheppingsverhaal hebben, bewerkingen die verder gaan dan wat spelcorrecties zoals vaak gesuggereerd. Daarbij komen op luchtige wijze ook de beperkingen van onze wetenschappelijke kennis voorbij. Wetenschappelijk gezien is de Bijbelse tekst onzekerder dan vaak verondersteld.

Hoe heb je je laten inspireren met betrekking tot de thrillerfragmenten in je boek?

Het is een mix van fantasie en eigen ervaring. Zo heb ik net als de hoofdrolspeler een brevet zweefvliegen en een reeks lessen in een motorvliegtuig. Zo kon ik een belangrijke vliegscène beschrijven, die ook nog is nagelezen door een piloot om te zorgen dat het tot in de details zo kan gaan. Evenzo heb ik in de speciale auto gereden waarin een James Bond-achtige achtervolging plaatsvindt. Die ervaringen hielpen enorm dit soort scènes zeer realistisch te beschrijven. Om dezelfde reden las een inlichtingenexpert de passages over de CIA en Mossad kritisch mee, en lazen ook Egyptologen en een kenner van Bijbelse codices mee.

De namen van Dan Brown en Umberto Ecco duiken regelmatig op in verband met je boek. Is dat toeval of heb je er (met een schuin oogje) naar gekeken?

De Da Vinci Code was een belangrijke inspiratiebron. En in De naam van de roos van Umberto Eco vond ik zijn realistische weergave van de oude manuscripten en kloosterbibliotheek inspirerend. Toen de vergelijking met zijn werk in recensies en interviews vaker terugkwam, heb ik meer over hem gelezen. Hij is net als ik begonnen met wetenschappelijke publicaties, en gewapend met die kennis pas later fictie gaan schrijven. Met die achtergrond ligt het voor de hand om een wetenschappelijk verantwoorde basis te willen leggen. De eerste 100 blz. van De naam van de roos zijn mede daardoor vrij pittig. Zonder dat ik het zo heb afgemeten, krijg ik terug, dat voor vluchtige lezers van vakantiethrillers, de eerste 100 blz. van De geheime oorsprong eveneens pittig kunnen zijn. Daarbij verwijzen ze vooral naar de bezoeken aan een bibliotheek en museum in Leiden, dat laatste met een cursus hiëroglieflezen in een minuut. Naast de diepgang, herkende ik bij Umberto Eco ook wat hij in het Latijn ‘Lector in fabula’ noemt: het streven de lezer in het verhaal te betrekken. Zo komen de helden in De geheime oorsprong onderweg korte hiërogliefteksten tegen die ook in het boek staan afgebeeld. De oplettende lezer kan die lezen dankzij de simpele cursus op basisschoolniveau in het Leidse museum in het begin, en kan het daar in Leiden achteraf nog eens terugzien. De interpretatie door de helden komt steeds direct erna zodat je hen vóór kunt zijn en als bij een eigen queeste kunt meepuzzelen. Maar je kunt ook lui dat denkwerk aan de helden laten. Evenzo kun je na hoofdstuk 25 desgewenst met het boek in de hand naar het museum gaan en lopend door een Egyptische tempel en offerkapellen, je Indiana Jones wanen. Wat je daar ziet komt verderop in het verhaal nog eens terug.

Overigens vormt het voor sommige taaie Leidse deel, onderdeel van de beleving. Bij een echte queeste moet je ook weerstand overwinnen, een doorzettingsvermogen dat later met inzichten wordt beloond. Umberto Eco vergelijkt het met een inwijdingsrite waarin alleen de lezers doorzetten die de uitdaging willen aangaan, echt op avontuur willen. Dat je daarbij uit je comfortzone wordt gehaald, kan zorgen dat je later in het boek onbewust meer open staat voor afwijkende inzichten. De menselijke neiging om door een eigen tunnelvisie cruciale zaken over het hoofd te zien, is een van de thema’s in De geheime oorsprong. Het verloop van de queeste is er een verbeelding van.

Je vertelde mij dat je boek ook nieuw licht werpt op het Gilgamesj epos. Kun je daar wat meer over vertellen?

Het van oorsprong circa 4000 jaar oude Gilgamesj epos, waarvan in Leiden een kleitablet is te zien, wordt beschouwd als de oudste bewaard gebleven wereldliteratuur. Het is een queeste naar het eeuwige leven in een soort Mesopotamisch paradijs, en tevens een queeste naar zingeving. In lijn daarmee, begint De geheime oorsprong als een queeste naar het echte paradijsverhaal dat systematisch ontbreekt in de oudste Bijbels, een echt mysterie waar tot nu toe geen aandacht voor was. Gaandeweg wordt het ook steeds meer een queeste naar zingeving. Daarbij komen de twee hoofdrolspelers onderweg echte aanwijzingen tegen, waaronder een recent in Irak gevonden kleitablet. Die aanwijzingen duiden op de mogelijkheid dat het Gilgamesj epos anders dan gedacht, gebaseerd is op een echte oude expeditie. Tevens blijkt er een opmerkelijk verband te zijn met een gevaar dat de mensheid daadwerkelijke bedreigt.

Als de (voorlopige) non-fictionele conclusies die uit je boek te trekken zijn, bewaarheid worden, zal dat in religieuze kringen tot opschudding leiden. Hoe sta je daar tegenover?

Ik heb al enkele malen over een deelonderwerp lezingen gegeven voor kerkgenootschappen. De reacties waren daar zeer positief omdat het een nieuw licht werpt op het Bijbelse oorsprongsverhaal dat niet strijdig hoeft te zijn met het geloof. Voor een aantal biedt het zelfs een verdieping daarvan omdat het veel beter past bij onze wetenschappelijke inzichten in onze oorsprong. Dat kan vanuit wetenschappelijk perspectief toeval zijn, maar werkt in ieder geval eerder verbindend dan verdelend. Wel zullen fundamentalisten die alleen de bewaard gebleven tekst als 100 procent waar beschouwen, moeite hebben met het nieuwe genuanceerdere beeld. Maar ik denk dat die groep het boek simpel zal negeren, net als andere wetenschappelijke inzichten.

De uitgever spreekt op de achterflap van de “eerste true quest van Nederlandse bodem”, een nieuw subgenre. Hoe zie je dat?

Literaire genres zijn niet scherp afgebakend, wat ruimte laat voor discussie. Op de vooromslag staat ‘historische fictie’ omdat het fictie is met een sterke echte historische component. Daarbij speelt het anders dan de klassieke historische roman, niet in het verre verleden. Vandaar het subgenre van de ‘true quest’, zover ik weet een nieuwe vorm. Het gaat om een echt mysterie, met volop echte aanwijzingen en een oplossingsrichting die de wetenschap (en de gewone lezer) uitdaagt tot verder onderzoek. Een (zover ik weet) nieuw element is ook dat zoals uitgelegd in de korte inleiding van het boek, alles boven de grond echt bestaat, ook de oudheden. Uitzondering zijn drie scherven met tekst en een oud-Egyptische kaart, die allen wel bestaan zouden kunnen hebben. Daarbij zijn alleen echte personen zoals wetenschappers en verzamelaars, steeds aangeven met hun voor- en achternaam (uitzondering zijn de twee fictieve hoofdrolspelers Nicolas Dampierre en Gina Chimanti). Het is al met al een nieuwe vorm van historische fictie waarmee de lezer weet wat echt en niet echt is. In een bijlage achterin worden de echte historische elementen nog eens kort samengevat, met de mogelijkheid zelf te gaan kijken in onder meer Leiden en Parijs.

Heb je de smaak te pakken wat fictie betreft? Volgt er meer? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Zeker. Ik heb al een tweede ‘true quest’ in mijn hoofd met denk ik ook weer een aantal opmerkelijke nieuwe inzichten. Maar eerst komt er oktober volgend jaar een non-fictie publieksboek over de vergeten stad van keizer Hadrianus bij den Haag. Daar ben ik nu volop mee bezig.

Wil je nog iets kwijt over wat nog niet aan de orde kwam?

Om het werk van mijn eerdere boeken te onderscheiden, schreef ik het op advies van de uitgever onder een pseudoniem. Passend bij een boek waarin meer werkelijkheid is dan op het eerste oog lijkt, werd het de naam die ik had gedragen als ik naar mijn moeder genoemd zou zijn, een krachtige vrouw aan wie het boek is opgedragen. Het past perfect bij de strekking van het boek.

Vragen: Kees de Kievid

Foto auteur: Pieter Eikeboom

Andere recensies

Lilly, Hanna en de zeven omaatjes – Elsa Paulson – Vertaling: Mijke Hadewey van Leersum – 32 blz. Wat een leuke en intrigerende titel, dacht ik toen ik dit boek kreeg aangeboden. Het is het prentenboekendebuut van Elsa Paulson. Ze is een Zweedse illustrator...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
Stemmen in het duister – Nicci French – Vertaling: Lidwien Biekmann en Koos Mebius – Ambo Anthos – 442 blz. Na de succesvolle Frieda Klein-reeks maakten we vorig jaar in Wie heeft Charlotte Salter gezien kennis met een nieuw personage, rechercheur Maud O’Connor. Het lijkt...
Lees verder Categorie: Thrillers & Spanning
| Reageer!
Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!