Koningin van de hertalingen

Tiny Fisscher (Castricum, 1958) werd voor het eerst bekend met de succesvolle serie over Steph, vijf boeken over een fotomodel, gebaseerd op carrière van haar dochter. In 2013 schreef ze het lovend ontvangen Dat stomme boek, waarna er een kleine dip optrad in haar productie. Ze ontdekte het hertalen van klassiekers met haar lievelingsboek Kees de jongen, dat in haar versie in 2014 verscheen. Rond 2013 ontstond de samenwerking tussen Tiny en Pieter Feller die resulteerde in een zevental boeken, waaronder de historische trilogie over de Amsterdamse Clara, die zich afspeelt in 1911/1912. In 2016 schreef ze het originele verhaal De zus van Sinterklaas en intussen rijpten steeds meer ideeën voor hertalingen. Alleen op de wereld, Mary Poppins, De kleine prins en Oliver Twist werden door haar onder handen genomen. Heel bijzonder was haar omzetting van Shakespeares toneelstuk Romeo en Julia naar romanvorm, voor vijftien plus en volwassenen. Nu is er weer een heel eigen boek van haar hand verschenen: Mijn jaar in een tent.

Hoe kwam je op het idee voor Mijn jaar in een tent? Was er een concrete aanleiding? Was het idee voor het boek er eerder dan je wens om iets voor vluchtelingenkinderen te doen? Of was het andersom?

Het idee kwam in eerste instantie door een krantenbericht over een Belgisch meisje dat al een jaar in de achtertuin in een tent sliep. Dat idee prikkelde me en spookte een tijdlang door mijn hoofd, op zoek naar een geschikt plot. Toen ik het idee kreeg voor een challenge, met als goed doel vluchtelingenkinderen in tentenkampen, kon ik ermee aan de slag.

Uit het verhaal spreekt een grote betrokkenheid bij vluchtelingenkinderen. Ben je nog op andere manieren betrokken bij deze kinderen?

Ik heb geen directe betrokkenheid, maar met dit boek nu wel indirect, want een deel van de opbrengst gaat naar goede doelen die met vluchtelingenkinderen in tentenkampen werken.

Bevat het verhaal autobiografische elementen?

Zeker, in ieder geval met betrekking tot angsten. Ik ben zelf geen held, en ben ook nog steeds geen fan van donker. Ik weet dat donker je niets kan doen (zo schrijf ik dat ook in het boek), maar met die gedachte alleen haal je angst voor donker nog niet meteen weg.
Ook ben ik meer op mezelf dan veel mensen van mij denken. Ik ben een sociaal mens maar heb ook veel behoefte aan alleen zijn en mijn eigen gang te kunnen gaan. En net als Zwaan kan ik bang zijn voor dingen die nog niet gebeurd zijn maar die wel zouden kúnnen gebeuren. Of zoals een variatie op een quote van Mark Twain: ‘I’ve had lots of worries, most of which never happened.’ Dat thema zit ook in Mijn jaar in een tent.

Hoe ben je te werk gegaan? Ben je er lang mee bezig geweest?

Ik schrijf intuïtief en organisch, wat betekent dat ik van tevoren bijna nooit weet hoe een verhaal zich ontwikkelt, of welke personages er een rol in gaan spelen. De diverse personages die de revue passeren – ook het verhaal rond Odd, het Noorse vakantievriendje van Zwaan – kwamen een gegeven moment mijn hoofd binnenzeilen. Tijdens het schrijfproces heb ik wel zitten puzzelen op de precieze omstandigheden van het Odd-lijntje in het verhaal, (ik geef geen spoilers in dit interview…), maar het gegeven op zich ontstond al vrij vroeg in het verhaal. Ook het personage van meester Sinan had ik al snel helder (geïnspireerd op journalist Sinan Can), en ik wist meteen dat hij een verhalenmeester moest zijn. De verhalen die ik hem laat vertellen, ook die hij via het digibord vertelt, kende ik al of heb ik specifiek gezocht. Vanaf het allereerste idee tot verschijnen van het boek zit vijf jaar, maar het heeft tussentijds ook lange periodes in de digitale la gelegen. Niet alleen omdat ik met andere projecten bezig was, maar ook omdat het door een paar uitgeverijen is afgewezen. Groot voordeel daarvan is dat het verhaal heeft kunnen rijpen. Ik ben heel blij en dankbaar dat uitgeverij Volt er enthousiast over was en dat het er nu eindelijk is.

Was het werken eraan anders dan bij andere boeken?

Dit boek schreef zich zoals mijn 12+ boek Dat stomme boek zich geschreven heeft. Ook bij dat boek had ik eerst de titel, daarna duurde het een hele tijd voordat ik er een hoofdpersonage aan wist te koppelen, en toen ik die eenmaal had, wist ik een tijdlang niet wat voor verhaal het dan moest worden. Bij beide boeken kwamen uiteindelijk mijn doorzettingsvermogen en discipline goed van pas: op een gegeven moment dwong ik mezelf een nieuw document te openen, de titel in te tikken en iéts te schrijven, donderde niet wat. Bij Dat stomme boek werden de eerste zinnen: ‘Ik had mijn boterhammen in de vuilnisbak gekieperd. Ik moest niet denken aan brood met wat dan ook erop. Ik wilde ook niet denken aan brood in het algemeen; ik wilde een frikadel.’ Geen kanshebbers voor een prijs voor mooiste beginzinnen, maar er stónd iets, en vandaaruit kon ik verder. Op precies dezelfde manier ben ik met Mijn jaar in een tent te werk gegaan: mezelf gedwongen om te beginnen, en dan maar kijken wat er gebeurt.  

Wat hoop je te bereiken met dit verhaal?

Allereerst leesplezier. Daarna kinderen (en voorlezende volwassenen) laten nadenken over een variëteit aan thema’s: angsten overwinnen, doorzettingsvermogen, hoe om te gaan met tegenslag en onzekerheid, een diverse samenleving, dankbaarheid voelen voor hoe goed we het hebben in een land dat niet in oorlog is en waar gewoon warm water uit de kraan komt, de kracht van vriendschap, jezelf mogen zijn, wie of wat je ook bent. Er zit veel thematiek in dit boek waarmee ik een zekere bewustwording hoop te creëren, en waarmee ik kinderen een hart onder de riem wil steken die zichzelf in personages van het boek herkennen.   

Wat is de functie van hoofdstuk 1, waarin Zwaan haar verhaal aankondigt?

Zoals ik al eerder vertelde, werk ik intuïtief en organisch, en dit is hoe het boek moest beginnen, dat kon voor mijn gevoel niet anders. Maar nu ik erover nadenk: in het eerste hoofdstuk beschrijft Zwaan dat ze een jaar in een tent heeft geslapen en vertelt ze hoe dat allemaal ontstond, om vervolgens in een flashback verslag te doen van haar jaar in een tent. Via het eerste hoofdstuk word je in feite nieuwsgierig gemaakt naar wat er komen gaat en word je het verhaal ingetrokken.


De challenge die in de klas van Zwaan wordt georganiseerd is er onder meer op gebaseerd dat de leerlingen iets doen wat ze eng vinden.  Wat zou je zelf kiezen? Is er iets wat jij eng vindt om te doen?

De challenge in het boek gaat niet per se alleen om iets doen wat je eng vindt, het mocht ook iets zijn wat ze moeilijk vinden, als het maar een uitdaging is. Zo zijn er kinderen in Zwaans klas die elke ochtend voor school in een ijskoud meertje gaan zwemmen om geld op te halen voor kinderen met een spierziekte. Dat vinden ze eerder moeilijk dan eng. En er is een meisje dat paardenstallen uitmest om geld op te halen voor mishandelde paarden, terwijl, zoals ze zelf zegt ‘een bloedhekel heeft aan die stinkstront’.

Wat ik zelf als uitdaging zou kiezen wat ik eng vind, is een goeie vraag. Ik zou zeker niet in mijn eentje in een tent gaan slapen in een grote, stikdonkere en afgelegen achtertuin! Er zijn zat dingen die ik niet durf, maar die ik als challenge voor een goed doel misschien toch zou doen. Een van die uitdagingen is ‘iets met paarden’. Ik vind paarden fantastische dieren, maar ik ben er ook bang voor, terwijl ik er niet bang voor zou wíllen zijn. Dat maakt Zwaan trouwens wel een stuk dapperder dan ik, want ik denk dat ik minder panisch ben voor paarden dan Zwaan in het begin van het boek voor donker. Zwaan is misschien wel de heldin die ik graag zou willen zijn, maar simpelweg niet bén.

Heb je de namen Zwaan, Dons, Bonk en Odd bewust zo gekozen? Heb je er een bepaalde bedoeling mee?

Die namen ontstonden spontaan. De naam Zwaan wist ik meteen, waarom vond ik pas later uit: de zwaan staat onder meer voor transformatie, analoog aan wat met Zwaan gedurende haar jaar in een tent gebeurt. De naam Odd: ik zocht een Noorse jongensnaam en kwam die naam tegen, wat in het Engels raar betekent, terwijl Zwaan hem juist helemaal niet raar vond. De tent waar ze een jaarlang in slaapt, is ook nogal raar, en heeft daarnaast alles met Odd te maken, en met wat Zwaan te verwerken heeft. De bijnamen Dons en Bonk kwamen spontaan in me op, maar dat alle drie de namen met een O zijn, is vast geen toeval. Ik heb het even opgezocht: de O is een ronde, dichte letter, die onder andere staat voor rondmaken, perfectie en heel maken; belangrijke elementen in Zwaans jaar in een tent. Nou, kom ik door dit interview toch weer tot nieuwe inzichten.

Er worden nogal zware problemen behandeld in het boek, een overlijden, een vervelende thuissituatie en natuurlijk de vluchtelingenkinderen. Dan heb ik het nog niet over de angst van Zwaan en de dreigmails. Hoe heb je het boek toch nog een beetje luchtig kunnen houden?

Net als Zwaan ben ik iemand die graag over dingen nadenkt, en zoek ik graag naar de betekenis van dingen die ik in mijn leven tegenkom. Maar het past het beste bij mij om dat op een lichte manier te doen, en zeker ook de humor niet uit het oog te verliezen. Ik stop dus graag betekenisvolle dingen in mijn boeken, maar bij voorkeur met een lichte, relativerende toets.

Ik stel me voor dat er in Nederland kinderen zullen zijn die dit boek lezen en ook zoiets op touw willen zetten met een tent in de achtertuin. Wat zou je tegen die kinderen willen zeggen?

Ik zou ten eerste heel hard ‘Bravo!’ tegen ze willen roepen. Daarna zou ik zeggen dat ze heus niet per se zoveel geld hoeven op te halen als Zwaan, en dat het heel goed is om je grenzen te verleggen en door te zetten, maar niet ten koste van alles. Verder zou ik tegen ze willen zeggen dat als ze het als challenge doen om hun angsten te overwinnen, het heel goed is om over die angsten te praten. Het is helemaal niet erg om bang te zijn, heel veel mensen hebben daar last van. Als je er open over bent, zul je merken dat je er niet alleen voor staat. Dat kan veel steun en troost bieden, en kan ook helpen om je angsten te verminderen.   

Vragen: Janneke van der Veer en Pieter Feller

Andere recensies

Lilly, Hanna en de zeven omaatjes – Elsa Paulson – Vertaling: Mijke Hadewey van Leersum – 32 blz. Wat een leuke en intrigerende titel, dacht ik toen ik dit boek kreeg aangeboden. Het is het prentenboekendebuut van Elsa Paulson. Ze is een Zweedse illustrator...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
Stemmen in het duister – Nicci French – Vertaling: Lidwien Biekmann en Koos Mebius – Ambo Anthos – 442 blz. Na de succesvolle Frieda Klein-reeks maakten we vorig jaar in Wie heeft Charlotte Salter gezien kennis met een nieuw personage, rechercheur Maud O’Connor. Het lijkt...
Lees verder Categorie: Thrillers & Spanning
| Reageer!
Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!