Water? Water? … Zout!

Zout – Marc Reugebrink – Querido – 149 blz.

Het verhaal begint en eindigt (op een soort epiloog na) met André Met De Honden. Hij wordt zo genoemd omdat hij altijd een sleep honden achter zich aan heeft. Baruch, de eigenaar van café De Burggraaf, straft dit af met een verbod binnen te komen. Aan het einde straffen de honden André. In de openingsscène komt André opgewonden op De Burggraaf af, strompelt binnen (gevolgd door de honden!) en fluistert: “De zee! De zee is daar!” Hij is de eerste die, zij het indirect, over zout spreek. De dorpelingen van Lende trekken er zich weinig van aan.

Op landgoed en kasteel ’t Raesfeld, even buiten het dorp, woont Baron Jacob Unico Wilhelm van Rüdersdorf Helmstadt, gehuwd met Barones Agnes Christina Helmstadt van Uitganck. Ze krijgen bezoek van hun vriend de textielbaron Julius Vrijmoedt. “Nieuw geld, maar géén adel”, zegt de barones. Bij het thee drinken merkt hij op dat er een blauwachtig laagje op inhoud drijft. Daarom wil hij weten waar ze het water vandaan hebben. “Uit de slotgracht en uit de Buschbeek” is het antwoord. Julius schets vervolgens welke rommel er wel niet allemaal in de beek en dus de slotgracht geloosd wordt. Dat veroorzaakt natuurlijk het grote aantal ziekten, miskramen en erger in het dorp. Een reden ook dat de dorpelingen hun heil liever zoeken in alcohol. De barones is heftig geschokt en wil voortaan niets meer te maken hebben met alles dat met het water in aanraking is geweest. De baron moet schoon water vinden en besluit een waterput te graven. Hij geeft zijn “stalknecht, tuinman, duivel-doet-al”, Arend de opdracht samen met dorpelingen te gaan graven, maar die hebben daar weinig trek in.

Dan breekt als het ware de hel los. Letterlijk overal wordt gegraven door de baron en Arend, met als enig resultaat een brakke drab onder in het gat. De totale infrastructuur in en rond het dorp verandert in een kuilenlandschap, waar menig inwoner in valt, waaronder de vrouw van dominee Tol. De barones loopt voortaan naakt door het kasteel en wast zich niet meer, en gebruikt uitsluitend de dranken uit de kasteelkelder, wat op den duur een ranzige stank veroorzaakt. Dan valt het oog van de baron op een advertentie van Deseniss en Jacobi uit Hamburg. Die verkopen boortorens. Nu zal hij nog dieper naar water kunnen boren. Vanuit Hamburg vertrekt Franz Deseniss met de benodigde spullen in een grote karavaan en hij voorop in een koets. In hoeverre deze hele onderneming succes gaat opleveren vertelt Reugebrink in de laatste hoofdstukken.

Marc Reugebrink eindigt zijn boek in het dankwoord met de zin: “Ook de rest is verzinsel, maar daarom niet minder waar”. Wat is feit en wat is fictie? Door een bericht in Vlaanderen, waar hij woont, kwam hij op het idee te schrijven over de water/zout winning in zijn geboortestreek Twente, waar dit verhaal zich afspeelt. Het dorp Lende doet denken aan Delden (bijna anagram) en zou ook kunnen verwijzen naar de ellende die over het dorp komt. Landgoed en kasteel ’t Raesfeld (de familie Reasfeld bewoonde het vroeger) staat natuurlijk voor Twickel. De baron en barones zijn ook als echte figuren te vinden: Jacob Unico Wilhelm van Wassenaer Obdam (1769 – 1812). Zijn nazaat Rodolphe huurde in 1894 het werkelijk bestaande bedrijf Deseniss en Jacobi uit Hamburg in, om in het kasteelpark naar water te boren. Hij hechtte aan schoon drinkwater. Het water werd niet gevonden, maar wel zout. Het begin van de zoutindustrie in Twente.

Reugebrink heeft zijn verhaal zo geschreven dat er nog veel voor de lezer te interpreteren valt. Hij vult de karakters niet volledig in. De dorpsbewoners zijn “wij” en staan als collectief in contrast met de enkelingen: baron en barones. Hoe is de verhouding tussen die twee? De baron houdt zielsveel van zijn vrouw en wil alles doen om haar water te bezorgen, maar tussen de regels door vallen nog best wat ongenoemde complexen te vinden. De baron versus de waanzin! Met weinig woorden maar heel duidelijk laat hij het verval zien van zowel de dorpsgemeenschap en de adellijke familie. Discussies zijn er in overvloed, maar in plaats van dat daarbij alles gezegd wordt, blijft er veel meer ongezegd. Een zeer goed gevonden manier om de spanning onder de tekst te leggen.

De schrijfstijl van Reugebrink past naadloos op de inhoud. Eind negentiende-eeuws: statig en bloemrijk. Een prettige afwisseling van korte en lange zinnen geven muzikaliteit aan de tekst. Een buitenbeentje in de hedendaagse literatuur voor wie eens wat anders wil lezen. Een absolute aanrader.

Kees de Kievid

Boek bestellen!

Andere recensies

Stemmen in het duister – Nicci French – Vertaling: Lidwien Biekmann en Koos Mebius – Ambo Anthos – 442 blz. Na de succesvolle Frieda Klein-reeks maakten we vorig jaar in Wie heeft Charlotte Salter gezien kennis met een nieuw personage, rechercheur Maud O’Connor. Het lijkt...
Lees verder Categorie: Thrillers & Spanning
| Reageer!
Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
De ontdekking van Holland – Jan Brokken – Atlas Contact – 302 blz. Dit boek draait om Hotel Spaander in Volendam. Al in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd Jan Brokken attent gemaakt op het feit dat het ooit een verzamelplaats was...
Lees verder Categorie: Geschiedenis, Kunst & Cultuur, Non-fictie
| Reageer!