Kinderen mogen boeken gerust ook raar vinden

Kathleen VereeckenKathleen Vereecken (Gent 1962) is de oudste van vier zussen. Zodra ze kon lezen, las ze alles wat ze te pakken kon krijgen, ook boeken die niet voor haar leeftijd bestemd waren.
“Lezen werd de sleutel tot reizen in tijd en ruimte.” Niet alleen lezen, maar ook schrijven gaf haar een mogelijkheid om te ontsnappen uit de dagelijkse beslommeringen. Al schrijvend kon ze haar dromen en plannen waarmaken. Omdat Engels en Nederlands haar lievelingsvakken waren, volgde ze een lerarenopleiding. Toen die voltooid was, bleek er geen werk in het onderwijs en werkte ze jarenlang op een kantoor, tot haar eerste boeken werden uitgegeven.
In 1993 debuteert ze met Het raadsel van het fluisterbos, een verhaal dat ze had ingestuurd voor een schrijfwedstrijd. Het won niet, maar werd dus wel gepubliceerd. Langzaam begint haar reputatie als schrijver te groeien. Haar vierde boek is Alle kleuren grijs, gebaseerd op het leven van haar overgrootmoeder. Sindsdien schrijft ze voornamelijk historische jeugdromans, maar ook non-fictieboeken voor kinderen. Haar laatste boeken zijn Zijdeman en Ik heet Jan en ik ben niets bijzonders.

Van wie heb je je schrijftalent geërfd, denk je?

Ik denk van mijn moeder.

Op welke leeftijd schreef je je eerste verhaaltje en waar ging het over?

Toen ik acht was, schreef ik een boekje met de titel Paardrijden (er staat een afbeelding op mijn website), over een meisje dat wilde leren paardrijden en dat tegen het eind van het verhaal ook écht mocht (de wens die in het echt niet uitkwam, verwerkte ik in mijn boekje).

Je bent nogal divers in je schrijverschap en je schrijft voor zowel kinderen als volwassenen. Waar gaat jouw voorkeur op dit moment naar uit, of valt er niet te kiezen?

Dat laat zich niet kiezen. Alles hangt af van wat zich aandient. Het is natuurlijk een huizenhoog cliché, maar ik heb het gevoel dat een onderwerp mij kiest en niet andersom. Op dit moment is een erg ‘volwassen’ boek over liefde en loyaliteit, over leven en dood, over verlangen en verraad in de maak. Simpelweg omdat die thema’s zich nogal prangend aandienden.

In hoeverre maak je gebruik van je beroep als journalist als je een fictief kinderboek schrijft?

Het sluipt er vaker in dan vroeger. Neem nu Ik heet Jan en ik ben niets bijzonders. Ik heb meer dan eens stukken geschreven over de druk die op kinderen gelegd wordt, over de doorgedreven diagnosedrang ook (alles wat afwijkt van de norm, moet een stempel krijgen). Hoe ‘gewoon’ zijn niet interessant genoeg is. Daarvan is een stukje in Jan geslopen.
En voor Zijdeman, mijn recentste adolescentenroman liepen de twee ook door elkaar. Het gaat over een verdwenen vader, in het Parijs van de 18de eeuw. Ik heb een tweetal keer een reportage gemaakt over familieleden van vermiste personen, en ik zal nooit vergeten wat de vader van een lang geleden verdwenen peuter tegen me zei: ‘Er is iets wat erger is dan de dood, en dat is niet weten’. Die vertwijfeling, die nooit aflatende onrust, de gevoelens die de mensen die ik interviewde beschreven, hebben me sterk geïnspireerd.

Je hebt ook non-fictie geschreven voor kinderen. Was dat op verzoek van een uitgever, of waren het onderwerpen waar je zelf in geïnteresseerd was?

De non-fictie was telkens op verzoek van een uitgever, maar ik heb alleen maar die onderwerpen aanvaard die me ook écht boeiden, zoals hekserij en gevoelens en zintuigen.

Je boeken zijn bij diverse uitgeverijen verschenen. Is daar een reden voor?

Ooit werden mijn boeken uitgegeven bij Standaard Uitgeverij. Toen daar een aantal ontslagen vielen en niemand precies wist hoe het nu verder moest met de jeugdboeken (er waren geruchten dat die gewoon zouden verdwijnen), bood ik mijn nieuwe manuscript bij Querido aan. Mijn boeken zijn tien jaar lang bij hen verschenen. Toen het manuscript van Ik denk dat het liefde was door hen geweigerd werd, ben ik naar Lannoo gestapt, waar eerder al een aantal non-fictieboeken van mij verschenen waren. Ik ben er met open armen ontvangen. Het is tot nu toe mijn meest succesvolle boek.

Als Belgische wil je je boeken vast ook graag in Nederland goed verkocht zien. Houd je daar qua taalgebruik rekening mee?

Niet echt, al moet het taalgebruik wel correct zijn. Ik ben een groot voorstander van soepelheid in de twee richtingen. Ik ben opgegroeid met heel wat Nederlandse kinderboeken, waar uitdrukkingen als ‘hartstikke goed’, ‘een haartje betoeterd’ en ‘een bakje troost’ in voorkwamen. Allemaal dingen die in Vlaanderen nooit gezegd worden. Ik vond dat raar, maar interessant. Laat Nederlandse kinderen de boeken van Vlaamse auteurs gerust ook raar, maar interessant vinden.

Vind jij dat er op Belgische scholen voldoende aan leesbevordering wordt gedaan?

Dat hangt sterk af van de leerkracht. Sommigen doen fantastische dingen op dat vlak, anderen zijn zelf niet geïnteresseerd in lezen. Gelukkig organiseren nogal wat bibliotheken leesbevorderende activiteiten, waarop scholen kunnen inschrijven.

Ben jij een planmatig schrijfster of begin je ergens en zie je wel waar het op uitdraait?

Vroeger schreef ik ‘wild’. Ik begon en zag wel waar ik uitkwam. Maar dat verhoogt het risico op writer’s block. Nu zorg ik voor een geraamte: ik weet waar ik vertrek, ik weet wat mijn eindbestemming is, en ik weet welke stations ik onderweg wil passeren. Binnen dat geraamte is veel mogelijk.

Lees je zelf graag en zo ja, inspireert jou dat binnen je eigen schrijverschap, of word je er juist door geblokkeerd?

Vroeger verslond ik boeken. Ik lees nog steeds graag, maar ik ben niet meer zo snel tevreden. Vroeger volstond een goed verhaal. Nu wil ik een goed verhaal, dat bovendien uitstekend geschreven is. De boeken van de beste stilisten (ik denk nu in de eerste plaats aan de Franse schrijver Philippe Claudel, die me echt van mijn sokken kan blazen met zijn schrijfstijl) kunnen me tijdens het schrijven boven mezelf uittillen, denk ik soms. Een mooie schrijfstijl is besmettelijk en geeft zin om zelf weer aan de slag te gaan.

Wat zijn jouw struikelblokken binnen het schrijfproces van een boek? Kwam je die struikelblokken ook tegen tijdens het schrijven van Ik heet Jan en ik ben niets bijzonders?

Er zijn altijd wel momenten waarop het even minder vlot, maar bij Jan vond ik het einde niet gemakkelijk. Ik wilde niet te boodschapperig klinken. Humor kan natuurlijk helpen.

Als je vijf boeken mocht noemen die de meeste indruk hebben gemaakt, welk lijstje zou dat opleveren?

Alice in Wonderland (Lewis Carroll)
Jane Eyre (Charlotte Brontë)
De Quincunx (Charles Palliser)
Laten wij aanbidden (Anne Marie MacDonald)
Grijze zielen (Philippe Claudel)

Vragen: Tiny Fisscher

Andere recensies

Lilly, Hanna en de zeven omaatjes – Elsa Paulson – Vertaling: Mijke Hadewey van Leersum – 32 blz. Wat een leuke en intrigerende titel, dacht ik toen ik dit boek kreeg aangeboden. Het is het prentenboekendebuut van Elsa Paulson. Ze is een Zweedse illustrator...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
Stemmen in het duister – Nicci French – Vertaling: Lidwien Biekmann en Koos Mebius – Ambo Anthos – 442 blz. Na de succesvolle Frieda Klein-reeks maakten we vorig jaar in Wie heeft Charlotte Salter gezien kennis met een nieuw personage, rechercheur Maud O’Connor. Het lijkt...
Lees verder Categorie: Thrillers & Spanning
| Reageer!
Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!