“Goed leren schrijven is een kwestie van heel veel oefenen.”

Mina WittemanMina Witteman (Vught, 1959) wilde ooit architect worden, totdat ze ontdekte dat al haar schetsen en tekeningen in verhalen eindigden. Ze verhuisde in 1984 naar Amsterdam en volgde bij de Schrijversvakschool een schrijfcursus bij Joke Linders. Die wees haar het juiste pad. Ze moest schrijven voor kinderen en dan vooral spannende verhalen. Na de vierjarige opleiding Proza voor Kinderen bij Script+, voltooide ze de opleiding Redacteur/Editor aan de Universiteit van Amsterdam. In 2005 kwam haar eerste jeugdroman uit: De wraak van Deedee. Haar debuut werd al snel gevolgd door De Zonnegod en De Zielensluiper. In het voorjaar van 2015 kwam bij Ploegsma Boreas en de zeven zeeën uit, het eerste deel van een serie.(tien plus).

Naast jeugdromans schrijft ze prentenboeken en voorleesverhalen voor de kleintjes. In 2013 studeerde ze af als docent creatief schrijven bij de Hogeschool van Amsterdam. Ze geeft met veel plezier workshops en cursussen aan volwassenen en kinderen. Daarnaast werkt ze als freelance redacteur voor diverse uitgeverijen en begeleidt ze beginnende schrijvers op hun pad naar publicatie. Ze is voorzitter van de Werkgroep Jeugdboeken van de Vereniging van Letterkundigen en Regional Advisor van de Nederlandse afdeling van de Society of Children’s Book Writers & Illustrators, een wereldwijd netwerk van schrijvers en illustratoren van kinder- en jeugdboeken.

Uit wat voor gezin kom je? Werd er veel (voor)gelezen?

Ik kom uit een gezin waarin vooral de meiden (drie) veel lazen en nog steeds lezen. De jongens (twee) waren en zijn vooral sporters en knutselaars. Mijn moeder las veel voor, maar bedacht en vertelde vooral ook eigen verhalen en die verhalen waren bijna altijd spannende avonturen. De vroegste voorleesherinnering die ik heb was van De hondenmatroos, een Gouden Boekje over een hond die op zeereis gaat. Achterin het boek staat een versje over de reizen van de hondenmatroos en mijn moeder zong dat altijd voor ons. Ik ken het nog steeds uit mijn hoofd.

Welke boeken waren favoriet in je jeugd?

De Hondenmatroos, natuurlijk, en later toen ik zelf kon lezen Gideons reizen van An Rutgers van der Loeff, een avonturenverhaal over een jongen die met zijn vader de wereld overtrekt om mensen te helpen. Het boek werd en wordt (e-boek) uitgegeven door Ploegsma en ik ben er best trots op dat Boreas en de zeven zeeën ook door Ploegsma wordt uitgegeven.
Bij de bibliotheek mocht ik vroeger per keer maar een paar fictieboeken meenemen en bijna twee keer zo veel non-fictieboeken. Omdat ik heel snel en heel veel las, nam ik ook iedere week een stapel non-fictie mee, vooral boeken over geschiedenis en over uitvindingen, maar ook mythes en legendes.

Als kind wilde je architect worden. Op welke leeftijd en hoe ontdekte je je schrijftalent?

Dat architect worden kwam vooral omdat mijn vader architect was en ik niet alleen graag tekende maar ook omdat wiskunde, natuur- en scheikunde mijn favoriete vakken waren op school. Dat ik ook makkelijk kon schrijven ontdekte ik pas echt op de middelbare school bij het schrijven van werkstukken en opstellen. Als je uit de klas gestuurd werd, moest je voor straf een opstel schrijven. Dat vond ik veel leuker dan in de klas zitten en saaie lessen volgen, dus zorgde ik ervoor dat ik er vaak uitgestuurd werd. Dan schreef ik met veel plezier een opstel. Toen de rector ontdekte dat dat geen straf voor me was moest ik de opstellen in het Engels schrijven. Daar heb ik nu nog steeds plezier van, want ik schrijf ook in het Engels en heb een Amerikaanse literair agent voor die verhalen.

Je volgde schrijflessen bij Joke Linders. Wat zijn de dingen die je nu nog toepast bij je eigen werk?

Wat ik vooral van Joke heb geleerd is hoe ik de verhalen die ik in mijn hoofd heb zitten op papier moet krijgen. In al mijn verhalen zit wel een beetje eigen herinnering. De kunst is om die herinneringen los te koppelen van de ‘waarheid’ en ze om te zetten in fictie. Als je te dicht bij de waarheid wil blijven, maak je van je verhaal vooral een verhaal voor jezelf. Als je wil publiceren moet het verhaal voor iedereen toegankelijk en spannend zijn. Dat afstand nemen van je eigen herinneringen en ervaringen heeft Joke me geleerd.

Je geeft nu zelf schrijfcursussen. Wat moet iemand in aanleg hebben om een (goede) schrijver te worden?

Je zou zeggen dat iemand een talent in verhalen vertellen moet hebben of een grote fantasie, maar ik denk dat het veel belangrijker is om doorzettingsvermogen te hebben en heel kritisch te zijn op je eigen schrijven. Goed leren schrijven is vooral een kwestie van heel veel doen en heel veel oefenen. Iedere zin, ieder woord moet gewogen worden en nuttig zijn voor het verhaal dat je wil vertellen. Kill your darlings is niet voor niets een gevleugelde uitspraak bij schrijvers. Je moet kritisch zijn en genoeg doorzettingsvermogen hebben om de prachtigste scènes en de mooiste zinnen te schrappen als die er alleen maar staan voor de schoonheid en niet omdat ze het verhaal voorstuwen.

Ik hoor wel eens dat mensen die schrijflessen hebben gevolgd makkelijk te herkennen zijn, omdat ze volgens een bepaald sjabloon schrijven. Zie je dat ook of vind je het onzin?

Ik geloof niet dat mensen die schrijflessen hebben gevolgd volgens een sjabloon schrijven. Soms lijkt het misschien zo, maar dat komt volgens mij omdat bijna alle verhalen, bewust of onbewust, gebaseerd zijn op klassieke opbouw van een verhaal in drie akten zoals Aristoteles beschreef in zijn Poetica. Waarom? Omdat die structuur kennelijk het meest herkenbaar is en zich het best hecht in het menselijk brein. Natuurlijk bestaan er talloze verhaalstructuren, maar als je ze allemaal goed bekijkt vind je in bijna allemaal diezelfde drie aktes terug. Veel schrijfdocenten gebruiken die vormen om aankomend schrijvers de structuur en opbouw van hun verhalen te laten ontdekken.

Hoe ga je zelf te werk als je aan een boek begint? Maak je een schema, werk je de karakters van te voren uit en schrijf je op vaste tijden? Komt het voor dat er ineens een personage opduikt dat je helemaal niet had gepland?

Dat hangt af van het verhaal, maar ik ben wat men in de Engelstalige schrijfwereld noemt een plotter. Je hebt ook pantsers, schrijvers die fly by the seat of their pants, ofwel mensen die niets of weinig plannen en gewoon beginnen.
Zelf maak ik vooraf vaak een schema en werk ik de belangrijkste personages – de protagonist en de antagonist, met name – uit. Als ik een tijdje op een verhaal heb lopen broeden, komt er altijd een moment dat ik aan het schrijven ga. Tijdens dat schrijven gebeurt het regelmatig dat er nieuwe personages opduiken, maar ook dat mijn belangrijkste personages andere dingen doen dan ik had verwacht en daarmee het verhaal in een andere richting stuwen. Hoe dat komt? Tijdens het schrijven leer je je personages steeds beter kennen en net zoals mensen die je in het echte leven steeds beter leert kennen, blijken ze complexer in elkaar te zitten dan je in eerste instantie dacht. Als je dan ontdekt dat een bepaalde reactie op een bepaalde situatie niet in het karakter van dat personage ligt, zal je verhaal zich daarnaar moeten vormen. En dat kan heel verrassende veranderingen in je manuscript teweeg brengen.

Welke boeken/schrijvers hebben grote indruk op je gemaakt en waarom?

Ik ben een groot fan van de Amerikaanse schrijver Andrew Smith. Hij schrijft voor young adults en zijn verhalen zijn zonder uitzondering rauw en vaak hartverscheurend. Ik bewonder hem omdat hij die rauwheid en hartverscheurendheid zonder ooit tranentrekkend te worden in een solide en hechte verhaalstructuur giet.
Een Nederlandse schrijver die ik een grote indruk op mij heeft gemaakt en nog steeds maakt is Harm de Jonge. Zijn boeken, zoals bijvoorbeeld Vuurbom en Josja Pruis, hebben een intensiteit die je vanaf de eerste bladzijde grijpt. Zijn verhalen zetten aan tot nadenken en hij verrast je steeds weer door de diepere lagen erin die je laten beseffen dat wat op het eerste oog eenvoudig lijkt nooit zo eenvoudig is.

Vragen over Boreas en de zeven zeeën:

Ben je op de beschreven plaatsen geweest of was het veelal bureauonderzoek?

Ik ben een zeiler en dochter van zeilers. Mijn vader leerde ons al heel jong zeilen in een Stern op de IJzeren Man in Vught. Toen we allemaal konden zeilen én zwemmen kocht hij samen met zijn compagnon zijn eerste zeewaardig jacht, een oude Contest 30. Daar gingen we mee de zee op naar Engeland en naar België en Frankrijk, bijvoorbeeld. Veel van de zeilavonturen van Boreas, zoals het broachen, heb ik zelf meegemaakt op die Contest of op een van de latere zeilboten van mijn vader. Nadat we allemaal volwassen waren, verkochten mijn ouders alles wat ze hadden en vertrokken ze op de First Lady, een First 42. Wanneer mijn man, zoon en ik maar konden vlogen we naar ze toe om een tijd mee te zeilen. Ook die verhalen komen voor in Boreas.
Mijn ouders zwierven uiteindelijk twaalf jaar over de wereldzeeën en al die jaren hield mijn moeder een logboek bij. Na haar dood erfde ik die logboeken en nu put ik eruit voor wat betreft de afstanden en de tijdlijn van mijn Boreas-verhalen, maar ook voor wat betreft de avonturen die ze beleefden, de landen die ze bezochten en hun avonturen op zee.

Het stuk over de Soedanese vluchteling is heel actueel. Heb je dat gegeven gebruikt vanuit educatief oogpunt of vooral omdat het spanning in het verhaal brengt?

Eigenlijk allebei. Hoewel ik vooral een avonturenverhaal heb willen schrijven, wil ik ook graag dat kinderen zien dat niet voor iedereen het leven even gemakkelijk is. Ook Boreas moet daarover nadenken. En natuurlijk is het een heel spannend stuk, hoe droevig en uitzichtloos de situatie van de Soedanese jongen ook is.

Hoeveel delen volgen er nog?

Oorspronkelijk hebben de uitgever en ik afgesproken dat er drie delen komen, maar je weet maar nooit. Deel 2 staat in ieder geval gepland voor het voorjaar van 2016.

Zou je zelf zomaar je spullen kunnen pakken en (met je naasten) op een dergelijk avontuur kunnen gaan?

Ik ben dol op reizen en wil altijd nieuwe plekken op de wereld ontdekken, al ik ben niet zo avontuurlijk als mijn ouders die alles wat ze hadden achterlieten en twaalf jaar hun leven door de wind lieten sturen. Ik reis graag en veel, maar plan mijn reizen en vind het ook fijn om na afloop weer thuis te komen.

Vragen: Pieter Feller en Nelly Hofman

Andere recensies

Lilly, Hanna en de zeven omaatjes – Elsa Paulson – Vertaling: Mijke Hadewey van Leersum – 32 blz. Wat een leuke en intrigerende titel, dacht ik toen ik dit boek kreeg aangeboden. Het is het prentenboekendebuut van Elsa Paulson. Ze is een Zweedse illustrator...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
Stemmen in het duister – Nicci French – Vertaling: Lidwien Biekmann en Koos Mebius – Ambo Anthos – 442 blz. Na de succesvolle Frieda Klein-reeks maakten we vorig jaar in Wie heeft Charlotte Salter gezien kennis met een nieuw personage, rechercheur Maud O’Connor. Het lijkt...
Lees verder Categorie: Thrillers & Spanning
| Reageer!
Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!