Verdwenen tijdens het schrijven

Na het lezen van haar debuut Houtrot, was ik gefascineerd door dit ‘nieuwe’ geluid in de Nederlandse literatuur. In mijn bespreking heb ik dan ook mijn bewondering niet onder stoelen of banken gestopt. Ik sprak de hoop uit dat er meer romans zouden volgen. Reden te meer om te vragen of Rinske Hillen mij een interview wilde toestaan. Ik was verheugd te vernemen dat ze dat wel wilde. Sinds die tijd hebben we met elkaar e-mails uitgewisseld. Rinske heeft de tijd gekregen om de vragen met al haar aandacht te beantwoorden. Hieronder het resultaat.

Rinske Hillen is filosofe. Zij studeerde wijsbegeerte in Cambridge en Amsterdam en rechten in Utrecht. Haar debuut Houtrot won de ANV Debutantenprijs 2018 en werd genomineerd voor de Bronzen Uil. Haar roman Mannenmaal verschijnt in het voorjaar van 2019.

Hoe ben je ertoe gekomen een roman te schrijven?

De vraag is meer hoe ik er daarvoor niet toe ben gekomen. Ik bedoel: van jongs af aan wilde ik niets liever dan verhalen schrijven. Ik leefde altijd in boeken, las als meisje eindeloos en zag geen ander ‘later’ voor me dan een lege tafel, een raam en zinnen noteren. Ik heb altijd veel geschreven, dagboeken vol, in de journalistiek, vooral interviews, ik schreef ook levensverhalen voor mensen die op sterven lagen. Het is maf, juist uit ontzag voor de literatuur, duurde het voordat ik de moed vond voor een roman. Een paar jaar geleden heb ik mijn dagen leeg geveegd en ben ik begonnen. Blijkbaar had ik deze rijping nodig om te weten wat ik te zeggen heb.

Hoe kwam je bij Uitgeverij Querido terecht en hoe ben je daar als debutant begeleid?

De schrijver Jan van Aken las mijn manuscript, hij vroeg me een kop koffie te drinken op een terras op het Spui en plotseling, we zaten nog nauwelijks, stond hij op en sleurde me spontaan zijn eigen uitgeverij binnen. Querido zat toen ook op het Spui. “Kom mee!” zei hij. Hij trok me langs elk bureau en riep: “Dit is Rinske Hillen, dit is haar manuscript, lees het!”. Ik schrok me rot! Het laatste bureau was dat van redacteur Josje Kraamer. Ze vroeg me waar Houtrot over ging, ik stamelde wat, het klikte meteen. Ik heb het manuscript teruggepakt, ben naar huis gegaan en heb maanden niks laten horen. Het bizarre was dat de ochtend dat ik vond dat het tijd was haar een bericht te sturen, ze schreef: “Hoe gaat het nu? Ik moest aan je denken.” Tegelijkertijd! Negen maanden later! We hebben dezelfde dag afgesproken en sindsdien werken we heel fijn samen.

Waar kwam het idee vandaan het huis aan de Keizersgracht 268 te nemen als thema van je boek?

Het idee kwam als in een droom. Ik had een beeld van een grachtentuin met generaties voorouders begraven onder oude eiken. Ik zag een man zitten, zijn studerende dochter komt bij hem thuis, ze heeft gewetensnood, haar moeder is net in een inrichting geplaatst. Het pand verzakt, de man besluit zijn rijke schoonvader om hulp te vragen. Ik situeerde het op de Keizersgracht omdat ik de meest statige en patriarchale plek zocht voor het thema waar ik over wilde schrijven: loyaliteit, de erflast van generaties die verpakt gaat als een erflust. Mensen onzichtbaar geregeerd door hun historie. Pas toen ik de hoofdstukken al voor tweederde had geschreven (het huis was al vervallen, de kelders liepen al onder) dacht ik: laat ik eens opzoeken of er op de gracht wel eens funderingsproblemen zijn. Nou, ja dus! Ik vond meerdere panden die zijn neergegaan, waaronder Keizersgracht 268. Ik wist dat dit het pand was waar ik al weken over schreef. Kortom, werkelijkheid en verbeelding liepen raadselachtig door elkaar.

Over huizen in de literatuur is geschreven door Buikema en Wesseling, Het heilige huis. Heb je dat gelezen?

Nee, ik kende het niet en dat is misschien maar goed ook. Ik geloof dat je een roman beter kunt schrijven vanuit een niet-weten dan vanuit een (te veel) weten.. Natuurlijk ben ik het heilige en het vervloekte huis ook vaak tegengekomen, bijvoorbeeld bij de toneelschrijver Ibsen, ik ben een groot liefhebber van zijn werk. Inspiratie vond ik vooral bij Thomas Mann: De Buddenbrooks. Dat is een epos over het verval van een familiebedrijf. Vergane glorie. Ze zeggen wel dat het drie generaties duurt ‘to make a gentleman’, maar het werkt ook andersom: ‘it takes three generations to break a gentleman’, het oude geld verliest zijn chique door decadentie en versleten spirit. Dat vond ik een fascinerend gegeven en mijn bedoeling was een beschouwelijk epos, Houtrot kreeg alleen een totaal ander temperament. Het speelt zich af in drie onstuimige dagen.

Heb je de bewonersgeschiedenis van Keizersgracht 268 nagezocht?

Ja, ik vond de geschiedenis van mevrouw Raaks, zij pleegde zelfmoord toen haar man verbrandde in de Amsterdamse schouwburg (toen nog op de Keizersgracht). Hij redde een heleboel mensen, hij was schuldig aan de bouwfouten die leidden tot het afbranden en tot honderden doden. Keizersgracht 268 bleef jaren leeg omdat buren gestommel hoorden in de nacht, het werd een berucht spookhuis. Het paste perfect in wat ik wilde vertellen, de onzichtbare verbindingen tussen mensen, de vloek. De biografie van een huis dat een eigen verhaal te vertellen heeft. Veerle, de echtgenote van Wenksterman, weet vanaf het begin dat het daar niet klopt, maar wordt niet serieus genomen, ze is de Diana van de grachtengordel, zoals ze zichzelf noemt. Wenksterman luistert niet naar haar.

Bram Wenksterman is in het eerste hoofdstuk een kuil aan het graven. Ik heb niet kunnen ontdekken waarom. Kun je daarbij wat uitleg geven?

Wenksterman is bioloog en graaft regenwormen op voor een artikel in de krant. Ik zie het als een symbolische daad van een man die terug wil naar de grond. Zijn gewichtige gebabbel over de betekenis van de regenworm is triviaal, zijn huis staat op instorten. Hij denkt dat hij zijn geheim en historie verborgen wil houden, maar tegelijk op een dieper niveau saboteert hij deze wens door het graven. Het is een verhaal over het wegdrukken van het wezenlijke, de rouw, het familiegeheim en in de laatste zin, als alles ten onder gaat, opnieuw mede door zijn eigen graven, komt hij vrij.

Zijn in je verhaal één of meer personen aanwezig met autobiografische elementen?

Ja en nee. Het is fictie, niks is zo gebeurd, maar er zitten onvermijdelijk autobiografische elementen in. Het mooie aan schrijven is dat je iedereen en niemand wordt. Ik bedoel alle personages bevatten delen van mij, en tegelijk voelde ik me verdwijnen toen ik het boek schreef, ik deed er niet meer toe. Met de worstelingen van de dochter Amber voel ik me het meest verwant. Haar schuldgevoel en loyaliteit en de drukkende wens om iets goed te maken. Al weet ze eigenlijk niet eens wat. In Houtrot wordt dit beschreven als een vlucht vogels, zo’n V, waarin als een vogel vertrekt, de volgende het gat van de vorige probeert dicht te vliegen. Overigens ben ik niet zo geïnteresseerd in het autobiografische, wat mij boeit zijn archetypes, dat wat universeel is, van alle tijden.

Hoe zijn overigens je karakters ontstaan?

Ik kan het het beste vergelijken met method acting. Dat is de methode waarin een acteur een personage wordt. Ik werd de stem van Wenksterman, van Ella, en van Amber. Of nee, ik bestond niet, de stem was de baas, het verhaal zelf. Ik dacht er niet te veel over na. Waar ik wel over nagedacht zijn de waardes en de visies die de personages representeren. Hermans zei eens: ’Een goede roman is een gefingeerd verhaal dat een of andere stelling of overtuiging illustreert… een bepaald vraagstuk wordt vertegenwoordigd door personages. Dat is het geheim. Dus niet een opeenstapeling, een beschrijving van wat iemand samen in zijn leven toevallig is overkomen – en dat dan zoals in bijna alle Nederlandse romans aangevuld met uitvoerige beschrijvingen van het weer.’ Hier ben ik het geheel mee eens.

Waarom heb je gekozen voor een wisselend perspectief en niet bijvoorbeeld voor een alleswetende verteller?

Er diende zich geen alwetende verteller aan. Overigens geloof ik naast het mysterie van het scheppen ook gewoon sterk in het ambacht van het schrijven. Als een schoenmaker, of timmerman. De techniek van een ik personage of een hij/zij-verteller is eenvoudiger dan die van een alwetende verteller. Ik ben vastbesloten nog romans vanuit de alwetende verteller te schrijven, het is mijn lievelingsperspectief, ik ben dol op grote vertellingen, ruime raamwerken, zoals bijvoorbeeld in de Russische literatuur, maar een beetje meer schrijfervaring kan voor dat grote gebaar geen kwaad.

Als je terugkijkt op het boek, zijn er dan dingen die je nu anders gedaan zou hebben?

Natuurlijk is je eerste boek in zekere zin de eerste pannenkoek uit de pan. Toch, het voelde rond voor mij. Op een dag sluit het verhaal zich voor je ogen. Dan kun je nog van alles willen. Wat raar was, ik ben filosoof, maar elke keer dat ik er essayistische slimmigheden in wilde schrijven werd het lelijk, valse noten. Ik ben ervan overtuigd dat alles in het verhaal de dramatische lijn moet dienen, en als dat niet zo is, het geschrapt moet. Ik heb de hele roman grotendeels teruggezet naar de eerste versie. Schrijven is schrappen zeggen ze, herschrijven, dat vind ik ook, alleen het verhaal was het er niet mee eens. Op een paar foutjes na en een hoofdstuk wat ik minder vind (ik zeg niet welke) geloof ik niet dat ik iets anders zou doen en ik vraag het me ook niet af. Nieuwe inzichten en fascinaties stop ik gewoon weer in mijn volgende boek(en).

Ik stel twee verhaalmotieven voor. Kun je vertellen of dat inderdaad motieven zijn die je gebruikt hebt en hoe belangrijk die voor je zijn?
a. Liefde voor de mens en zijn tekortkomingen;
b. We zijn onderhevig aan natuurwetten, zowel huizen als mensen vergaan.

a. De vraag is of de schrijver zijn eigen boek moet analyseren. Liefde voor de mens en zijn tekortkomingen, ik hoop het. Want de eerbied voor de hele mens, is voor mij de drijfveer van het schrijven. De lulligheid van de mens op een machtige manier beschreven. Hubris. Personages met grootste plannen en ideeën, superioriteitswaan allemaal spaak lopen. Daar zit humor in voor mij. Zoals Japanners bij Bananensplit keihard lachen als ze iemand zien vallen, zo probeerde ik bij het schrijven naar het maximale pijnpunt toe te werken. Boosheid, schaamte, jaloezie het zijn ineens allemaal bruikbare emoties. Onzekerheid is ook geweldig. Een sadonisch genoegen. Je hebt een personage, maakt hem gevoelig, ijdel, schijnbaar superieur en plaatst hem in een setting waar hij zo laag mogelijk gaat. De pijnpunten die we in het normale leven wegstoppen of mooi maken zijn brandstof voor het verhaal. Ik vind dat ook het mooiste aan boeken. De ode aan de hele mens. Alles mag er zijn. Licht en donker. “There is a crack in everything, thats where the light gets in,” zingt Wenksterman Leonard Cohen na. Houtrot laat de contrasten zien tussen Wenksterman die een nuchtere wat onthechte levensstijl heeft, Ella een meer opportunistische verleidster en Amber een dromer, die heel intuïtief is maar niet weet dat het juist klopt dat ze niet functioneert, simpelweg omdat de waarheid voor haar vervormd is, zogenaamd om haar te beschermen. En Veerle die waanzinnig is verklaard, maar is ze dat ook? Thema’s zijn ook loyaliteit, waanzin, verraad, de patriarchale versus de vrouwelijke kracht. En hopelijk nog veel meer.

b. Verval ja, maar ik zou het andersom formuleren. Het gaat ook over vrijheid en de levenslust. Mensen vergaan, huizen vergaan, natuurwetten, maar de levenskracht trekt verder. Dat wat niet klopt, dat wat verborgen is, komt altijd boven, de evolutie gaat vooruit niet achteruit. Al doen we nog zo ons best en leven we krampachtig om te behouden. Wenksterman zit vast in het verleden, in de verering van zijn dode moeder. Hij negeert de drie vrouwen die zijn aandacht zoeken, zijn echte leven. De destructie dient de groei. Voor mij bevraagt het boek het heilige huisje dat onze cultuur rondom het vierde gebod bouwde, het eert uw vader en uw moeder. Een explosief verhaal, een tikje absurd, hopelijk op een lichte, geestige manier geschreven. Zelf beschouw ik het als een tragikomedie.

In mijn recensie spreek ik over elementen van de gothic novel. Ik noem daarbij namen als Poe, Hawthorne, Haasse, Dorrestein en Ruebsamen.
a. Speelde je met het idee van een gothic novel?
b. Heb je genoemde auteurs en desbetreffende boeken gelezen? c. Zo ja, ben je erdoor beïnvloed?

Jazeker speelde ik ermee, zoals ik met meer genres speelde. Het gotische dient een grotere visie, namelijk dat we in een individualistische maakbare tijd denken te leven, maar dat er zoveel duistere en onbewuste krachten zijn, verbindingen waar we vaak niet bewust van zijn. Mij intrigeert de filosofische vraag van determinatie. Zijn we bepaald? Zijn we vrij in ons bepaald zijn? Ik las een paar auteurs die je noemt, Haasse en Poe, maar een boek waar ik meer aan moest denken, is Jane Eyre. De krankzinnige echtgenote die boven op zolder opgesloten zit en geluiden maakt. En net als Veerle ineens op het feest verschijnt. Ik ben gefascineerd door het donkere vrouwelijke en door wat wij in het patriarchale systeem wegdrukken.

Wat waren je gevoelens tijdens het schrijven van Houtrot?

Overweldiging en plezier. Bezetenheid. Ik verdween, niks deed er meer toe. Lastig was wel dat ik drie jonge kinderen heb en ondertussen boterhammen moest blijven smeren, geen makkelijke combinatie. Mijn oudste dochter klaagde dat ik ‘ooit’ een moeder was die naar haar luisterde. Het schrijfproces was het beste te vergelijken met verliefdheid. Gelukkig komt die liefde nu bij met het afmaken van mijn tweede roman wat tot bedaren.

Je speelt met taal, zoals de veelvuldig opgemerkte metaforen. Hoe kom je aan dat mooie taalgevoel?

Geen idee. Door er niet mee bezig te zijn. Ik geloof niet dat je mooie taal kunt ‘willen’. Je kunt alleen spelen met de klank van het instrument dat je bent. Ik geloof dat stijl volgt op een diepe verbinding met de personages en de kleurstelling van het verhaal zelf. Zelf vind ik het mooi als de auteur in een boek verdwijnt en de taal van glas wordt, dus geen ‘kijk mij eens mooi schrijven’, maar een raam naar een subtiel vormgegeven wereld. Ik geloof dat woorden de verf zijn, materiaal, je moet er niet te veel eerbied voor hebben, dan kun je niet schrijven. Het is een medium, dat wat je te zeggen hebt, de noodzaak, ligt eronder. Als een schilder zorgvuldig kijkt, gaat hij vanzelf mooi schilderen.

Wat was je reactie op het winnen van de ANV Debutantenprijs en wat vond je van het juryrapport?

Overweldiging, dankbaarheid, nederigheid. Ik was blij dat ze het sprankelende schrijfplezier benoemden en het spelen met contrast. Een zwaar verhaal, licht geschreven. Realistisch en menselijk maar ook over de top absurd. Het is fijn als je het idee hebt dat mensen je boek begrijpen en het is verre van vanzelfsprekend. Ik mag dan pas net begonnen zijn, ik weet nu al: de vervulling zit ‘m niet in roem of prijzen maar in het scheppen zelf en in de ontmoetingen langs de weg van het papier, met geestverwanten, lezers dus.

Ik vind de omslagillustratie niet zo treffend. Kun je de keuze daarvoor uitleggen?

Eigenlijk niet. Dat is een kwestie van smaak en vormgeving is mijn vak niet.

Heb je al plannen voor een nieuw boek? Zo ja, wanneer ongeveer zal dat verschijnen en kun je al een tipje van de sluier over de inhoud oplichten?

Mannenmaal, mijn tweede roman is bijna af, het verschijnt in het voorjaar van 2019.

Het is een spannend boek, een bizar liefdesverhaal, over een driehoeksverhouding tussen een koppel, een euthanasiearts en een journaliste en haar ex, een beroemde kunstenaar. Drie personages die ieder op hun eigen manier compromisloos proberen te leven, de kunstenaar in zijn kunst, de journaliste in haar verlangen naar vrije liefde en de arts in zijn strijd voor euthanasie voor ongeneeslijk zieke baby’s. In de botsingen met elkaar en met de dood komen ze schaduwen tegen. Achter de rug van de vrouw komen de mannen tot een kameraadschap en een samenzwering. Een erotisch boek, hard ook en onromantisch. Ook dit boek gaat over de zoektocht naar vrijheid, ditmaal ligt het heilige huisje van de monogamie en de euthanasie onder vuur.

In mijn recensie noem ik dat je boek duidelijke thrillerelementen bevat. Heb je er wel eens over nagedacht een ‘echte’ thriller te schrijven en wil je daarvoor redenen geven?

Ik heb inderdaad wat met thrillerelementen, omdat ik een fascinatie heb voor het duistere en het onbekende, het mystieke, het raadsel. Het volgende boek bezit dit ook. Tegelijkertijd: hoewel ik erg hou van een sterke vertelling, van een strak plot, zal mijn pen denk ik altijd als vanzelf subtieler en meer literair bewegen, simpelweg omdat ik in elke scène en personage de dubbelheid zie en bezing. Daarom zou ik geen 1 op 1 thriller kunnen schrijven. Ik denk dat ik in mijn werk contrast op zoek en genres verenig. Maar wie weet, wie weet.

Heb je (een) favoriete Nederlandse of buitenlandse auteur(s)? Zo ja welke(n) en in hoeverre ben je erdoor beïnvloed?

Mijn grote literaire liefde is Tolstoj, omdat hij alomvattende vertellingen schreef, zo wijs, met zo’n complete liefde voor de mens in al zijn menselijkheid. Nietzsche om het vuur in zijn teksten, zijn moed te leven en het amor fati. Kundera. Nabokov, de Brönte zussen. Ik hou van de Russen. Ik hou van echte vertellers. Steinbeck, Graham Greene. Moderne schrijvers: Coetzee om zijn stijl en Jonathan Franzen om het machtige en ‘de gewone lulligheid’ van zijn personages. Ik denk dat dit de rode draad is: dat ik van royaal opgezette verhalen hou waarin de kleinheid van de mens alsnog wat groots krijgt. Dit vind ik over het algemeen meer in de buitenlandse literatuur dan in de Nederlandse. In Nederland ben ik dol op Couperus, Elsschot, Hermans. Publieke werken van Rosenboom vond ik erg goed. Zal ik nog even doorgaan? Er is zoveel moois en ik kan alleen maar hopen dat het me beïnvloedt.

Wil je nog zaken aan de lezer kwijt die hiervoor niet aan de orde zijn geweest?

Ik wil alle lezers die het tot hier hebben gered feliciteren en bedanken voor hun geduld. Ik gaf nogal lange antwoorden. Een verademing was het: eens een keer geen soundbites!

Vragen: Kees de Kievid
Foto auteur: Amaury Miller

Andere recensies

Lilly, Hanna en de zeven omaatjes – Elsa Paulson – Vertaling: Mijke Hadewey van Leersum – 32 blz. Wat een leuke en intrigerende titel, dacht ik toen ik dit boek kreeg aangeboden. Het is het prentenboekendebuut van Elsa Paulson. Ze is een Zweedse illustrator...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!
Stemmen in het duister – Nicci French – Vertaling: Lidwien Biekmann en Koos Mebius – Ambo Anthos – 442 blz. Na de succesvolle Frieda Klein-reeks maakten we vorig jaar in Wie heeft Charlotte Salter gezien kennis met een nieuw personage, rechercheur Maud O’Connor. Het lijkt...
Lees verder Categorie: Thrillers & Spanning
| Reageer!
Olifant heeft kriebel – Kaj Driessen – Illustraties: Barbara de Wolf – Samsara – 40 blz. Hoe komt een olifant aan die kriebel op zijn rug? Of beter gezegd: hoe komt hij er van af? Hij probeert van alles, maar hij kan zelf niet...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!